Huisvesting

Bodembedekking
Zitstokken
Los vliegen
Buitenvolière
Volièrevogels in de zomer
Voorzorgsmaatregelen
Nestmateriaal
Volièrevogels in de winter – voorzorgsmaatregelen
Algemene inrichtingsadviezen buitenvolières
Verzorging van buitenvolièrevogels

Een kooi dient tochtvrij te staan opgesteld. Kanaries, zebravinken en grasparkieten zijn weliswaar ‘winterhard’, maar een volière dient ofwel te beschikken over een tochtvrij nachthok of over goed beschutte, tochtvrije hoeken. Bij de aanschaf van een grasparkiet of agapornis dient de kooi te zijn voorzien van horizontale spijlen om het klimmen van de vogel mogelijk te maken. Vraag hierbij advies aan de winkelier en koop de kooi niet te klein.

Bodembedekking

De bodembedekking in een kooi kan bestaan uit schelpenzand, scherp metselzand (droog!) of niet-stuivende kattenbakkorrels. Afhankelijk van de grootte van de kooi en het aantal te huisvesten vogels dient de bodembedekking minstens eenmaal per twee à drie weken ververst te worden. Doet u dit niet, dan loopt u kans dat de vogels ziek worden ten gevolge van onder andere darminfecties.

Zitstokken

Zorg voor voldoende zitgelegenheid: in een kooi minimaal twee ronde zitstokken. De diameter moet dusdanig zijn dat de teentjes bijna de zitstok kunnen omvatten. In een volière mogen verschillende dikke en dunne stokken, takken of twijgen aangebracht worden.

Los vliegen

Als een vogel redelijk tam is kan hij in de kamer vrij rondvliegen. Zorg ervoor dat de vogel hoge plaatsen heeft om te landen en dat de ruimte goed afgesloten kan worden. Doe eventueel de gordijnen dicht om te voorkomen dat de vogels tegen de ramen opvliegen. Hou rekening met eventuele giftige kamerplanten en de aanwezigheid van andere huisdieren, zoals katten. Laat de vogel tijdens het vliegen nooit alleen. Zorg dat een eventueel aanwezige open haard afgesloten is en dat kaarsen op onbereikbare plaatsen staan. Als de vogel gepakt moet worden kan dat makkelijker gebeuren als alles verduisterd is. In het donker zien ze niet veel.

Buitenvolière

Kanaries, zebravinken en grasparkieten zijn wel ‘winterhard’, maar een buitenvolière moet wel beschikken over een tochtvrij nachthok of goed beschutte, tochtvrije hoeken. Hiervoor kunnen ook struiken en heesters die hun blad niet verliezen (bijvoorbeeld een laurierstruik) gebruikt worden. De vogels moeten droog en uit de wind kunnen slapen. In een volière kunnen meerdere dikke en dunne stokken, takken of twijgen aangebracht Ook een volière moet regelmatig schoongemaakt worden. Uitwerpselen moeten worden opgeruimd en de stokken schoongemaakt. De gehele bodem moet eens in de twee tot drie weken schoongemaakt worden.

Volièrevogels in de zomer

De lente en zomer zijn voor vogelliefhebbers en hun siervogels de mooiste jaargetijden. Zeker voor liefhebbers met een buitenvolière. De vogels die de hele winter binnen hebben gezeten, kunnen nu eindelijk weer eens van de zon genieten en van een natuurlijk regenbuitje. De vogels worden “broeds” en willen een eigen territorium afbakenen. De mannetjes gaan een vrouwtje (in vaktaal: pop) veroveren en vertonen haantjesgedrag.

Voorzorgsmaatregelen

Om rust in de buitenvolière enigszins te waarborgen, zijn een aantal voorzorgsmaatregelen noodzakelijk. Zorg er bijvoorbeeld altijd voor:
– dat er geen overbevolking plaatsvindt,
– dat de soorten elkaar kunnen verdragen,
– dat de vrouwtjes kunnen vluchten.

De vrouwtjes moeten zich kunnen verschuilen voor hanige mannetjes. Planten en struiken in de vlucht helpen daarbij. Ook is het raadzaam om de pop enkele dagen eerder dan het mannetje in de (nieuwe) volière te plaatsen. De pop “kent” dan al de schuilhoekjes en kan daarin vluchten als de man haar het leven zuur probeert te maken. Nuttig is het ook om niet meer dan één koppel van een bepaalde soort per volière te huisvesten. Dit beperkt het aantal vechtpartijen enorm. Anders is dit natuurlijk bij die soorten die in de vrije natuur als “koloniebroeder” worden gezien, zoals de grasparkieten en agaporniden die in het wild wel met honderd andere paren samen broeden. Maar ook hier hoedt u voor overbevolking.

Nestmateriaal

Nestmateriaal en nestgelegenheid zijn natuurlijk van levensbelang als we willen dat er nageslacht komt. Beide zijn te koop in de winkel. Elke vogel heeft zo z’n specifieke eisen over wat het geschikt vindt om te nestelen.

Volièrevogels in de winter – voorzorgsmaatregelen

Tijdens de herfst, de winter en ook in het vroege voorjaar dienen er verschillende voorzorgsmaatregelen genomen te worden, om buitenvolière-vogels verantwoord te huisvesten en te verzorgen. Op deze pagina staan uitsluitend algemene tips en adviezen. Per vogelsoort en afkomst kunnen verschillen optreden en dienen de voorzorgsmaatregelen te worden aangepast. Nogal wat soorten (tropische) vogels kunnen gedurende de koude in het geheel niet in een buitenvolière worden gehuisvest.

Algemene inrichtingsadviezen buitenvolières

Zijn de vogels winterhard, zorg dan voor een beschutte ruimte, al dan niet geheel overdekt of afgesloten. Ook struiken en heesters die hun blad niet verliezen (laurierstruik) voldoen prima. De vogels moeten droog en uit de wind kunnen slapen.
Voorkom bevriezing door de vogels geen gelegenheid te geven op ijzeren/ aluminium of kunststof stangen te gaan slapen. Vogels met bevleesde poten (zoals agaporniden en duiven) hebben een grotere kans op bevriezing van pootjes of tenen dan bijvoorbeeld merels en lijsters, die nauwelijks vlees op hun tenen en pootjes hebben. Indien nodig kan het aantal lichturen per etmaal kunstmatig verlengd worden door lichtbronnen aan te brengen in het overdekte gedeelte.

Verzorging van buitenvolièrevogels

Een vogel heeft een lichaamstemperatuur van ongeveer 40° C. Wanneer het vriest, bijvoorbeeld -10° C, dan moet het beestje een temperatuurverschil overbruggen van 50° C. Dit houdt in, dat hij een energierijke voeding moet krijgen. Voor zover de vogels ze eten, mogen zogenaamde mezenbollen (vet) best verstrekt worden, maar kijk uit met gezouten vet, spek of dergelijke. Badwater mag gerust, maar zorg, dat de vogels niet nat naar “bed”gaan. Dus haal het badwater tijdig in de middag weg.
Drinkwater moet altijd aanwezig zijn. Door wat suiker, honing of nectar door het water te doen, vangt u twee vliegen in een klap. De vogels ontvangen extra calorieën en vriespunt van het water gaat naar beneden. Ook zijn er kleine elektrische verwarmingselementen te koop die in het drinkwater gelegd kunnen worden tegen bevriezing. Controleer tijdens vorstperiodes veelvuldig of het water niet bevroren is.
Laat eigenlijk nooit (maar zeker niet in de winter!) voedsel op de voedertafel achter. Dit trekt muizen aan, die de vogels in hun slaap kunnen storen, opschrikken en dan ergens verdwaald in een hoekje van de volière de rest van de nacht moeten doorbrengen. Dit met alle mogelijke gevolgen van dien.