Bronsvleugelduif / Phaps chalcoptera
Herkomst
De Bronsvleugelduif is de meest verspreide duif in Australië, met name in Zuid-Queensland, Nieuw Zuid-Wales, Victoria, Zuid Australië en op Tasmanië.
Minder in het centrum van dit werelddeel.
Biotoop/habitat
De Bronsvleugelduif leeft vooral in de bossen, met uitzondering van drassige en vochtige gedeelten. Verder nog in streken met veel struikgewas en op cultuurgrond en in parken. En trekken zelfs op richting dorpen. Ze vertoeven veel op de grond, zoeken hun voedsel steeds paarsgewijs op de grond en houden van zetmeelhoudende zaden.
Ze komen na het invallen van de schemering en vóór de dageraad naar de drinkplaatsen. Bij het naderen van de drinkplaats strijken ze op enkele tientallen meters van het water neer, overzien eerst het gebied, om bij geen gevaar kalm verder te lopen naar de waterkant. Ze zijn dan ook gedurende deze periodes van de dag het meest actief.
Tijdens de warmste periode van de dag vertoeven zij meestal in de schaduw op de grond of op een lage tak.
Bij gevaar vliegen ze heel snel op met luid klappende vleugels en strijken na een korte snelle vlucht neer op een tak.
Lengte
Tussen de 30cm en 36cm
Gewicht
Doffer: 330 – 360 gram
Duivin: 310 – 335 gram
Levensverwachting
Wel zo’n 10 – 12 jaar
Huisvesting
Voor Bronsvleugelduiven is het advies voor een volière met een oppervlakte per paar: 3 m2, b.v. 3 m lang en 1 m breed. En de aanbevolen hoogte minimaal 1.80 m.
Aangezien duiven echte vliegers zijn, is de lengte en ook de hoogte van het verblijf belangrijker dan de breedte.
Voor een goede huisvesting zijn voldoende licht, frisse lucht en geen tocht een vereiste.
Ze kunnen onverwarmd overwinteren mits ze kunnen beschikken over een binnenhok, dat ook dient als een goed nachtverblijf.
Ook in een buitenvolière dient er enige bescherming te worden aangebracht tegen harde en koude wind, door afscherming en gedeeltelijke overkapping waaronder de duiven kunnen schuilen.
Er dienen voldoende zitstokken aanwezig te zijn en ook voldoende nestgelegenheden.
De volière kan ook nog aangekleed worden met planten en struiken.
Voedsel
Als voer kan een mengeling worden gebruikt zoals deze voor tropische sierduiven in de handel is, in combinatie met tortelduivenzaad. Daarnaast eten ze ook graag kleinere zaadsoorten zoals millet en wildzaad.
Duiven pellen het zaad dat zij eten niet. Daarom moet altijd voldoende maagkiezel en grit beschikbaar zijn. Groenvoer in de vorm van gekiemd zaad, vogelmuur en bessen worden graag gegeten.Duivenvoeders uit zaden en granen zijn geen complete voeders.
Voor de aanvulling van eiwitten (aminozuren), mineralen en sporenelementen kan ook P40 duivenkrachtkorrel in kleine hoeveelheden worden gebruikt. Kan in principe het gehele jaar als aanvulling op de diverse graanmengelingen worden verstrekt. Alleen tijdens de rustperiode dient er maar weinig P40 gegeven te worden. Tijdens de kweek kan het opgevoerd worden tot op een kwart van de zaadmengsel hoeveelheid.
Zeker in de kweekperiode kan door toevoeging van ei-krachtvoer, vruchtenkorrel, groentekorrel en mineralen het voer verder worden gecomplementeerd.
Verder vooral dagelijks vers drinkwater. Eén of tweemaal per week kunnen er vitaminen druppels aan het drinkwater worden toegevoegd.
Beschrijving
Ook al lijken doffer en duivin op elkaar toch is het verschil vrij duidelijk.
De doffer heeft een roestig goudgeel voorhoofd, een bruine schedel en achterhoofd met een purperglanzende kruin op de achterzijde van de kop.
Onder de ogen loopt een brede witte band langs de kaak tot het achterhoofd.
Een kleine zwarte teugelstreep van de snavel tot het oog.
En een dunne witte wenkbrauw streep van de snavelbasis tot boven de ogen.
De wangen zijn grauwbruin. De halszijde is mooi grauwblauw. De keel is wit.
De volledige bovenzijde van de duif is bruingrauw. Elk veertje is bleker gezoomd.
De borst is wijnrood, overgaand in grauwgrijs naar de buikzijde.
De vleugeldekken vertonen bronsgroene vlekken op de buitenvanen van de veren en koperkleurige vlekken op de binnenste vleugelpennen.
Deze vlekken zijn fel glanzend en schitteren in de zon.
De buitenste slagpennen zijn zwart met een smalle bleke zoom.
De middelste staartpennen zijn bruin, de overige donkergrauw.
De staart heeft op het einde een donkere bruine dwarsband.
De snavel is donker tot zwartachtig, de iris is donkerbruin en de poten zijn donkerroze tot lichtrood.
De duivin is wat kleiner en heeft een grijsachtig voorhoofd met wat roomkleurige schijn, dus niet goudbruin als bij de doffer.
Op de vleugels heeft zij kleinere groene vlekken, al naar gelang de lichtinval wat koperkleurig, doch zeker niet bronskleurig.
De bortszijde is grauwer en doffer van kleur met een roestbruine zweem en minder glans op de flanken.
Opmerkingen
Bronsvleugelduiven zijn vrij grote duiven, ongeveer de grootte van een Houtduif, alhoewel ze niet zo fors overkomen.
Ze zijn zeker zeer geschikt voor de beginnende liefhebber.
Ze zijn redelijk rustig en niet agressief tegenover andere duivensoorten, gemakkelijk in de verzorging en geschikt voor een gemeenschappelijke volière.
En kweken gemakkelijk.
Ze houden veel van het nemen van een bad en om zich daarna te laten opdrogen in de zon. Houd daar met de plaatsing van de volière rekening mee.
Aanbevelingen kweek
Als nestmateriaal hangt men op verschillende plaatsen korfjes of kistjes op.
Ze gaan redelijk snel tot broeden over.
Het legsel bestaat slechts uit twee tamelijk ronde crème kleurige eitjes.
Beide vogels broeden goed en laten nestcontrole toe, hoewel de duif op het nest zich dan wat groter maakt door het spreiden van de vleugels.
Broedduur ongeveer 14 -16 dagen.
Ze zullen ook goed voor de jongen zorgen.
Als voedsel wordt een goede tortelduiven of tropische duiven graanmengeling gegeven, aangevuld met een eiwitkorrel.(Zie Voedsel)
De jongen worden met kropmelk gevoed.
Pas uitgevlogen jongen zijn zeer vochtgevoelig, dus goed opletten dat ze niet teveel op een vochtige bodem rondlopen. Ze zijn dan bevattelijk voor coccidiose.
Ze blijven na het verlaten van het nest nog zeker 14 dagen met de ouders rondlopen.
Een droge bodem is dus noodzakelijk.
Ringmaat: 7 mm.
Soorten/Ondersoorten
De Bronsvleugelduif behoort tot het genus Phaps, samen met de Sierlijke Bronsvleugelduif
(Phaps elegans) en de Harlekijnduif (Phaps histrionica)
In zijn boek Pigeons and Doves of Australia vermeldt H.J.Frith naast de nominaatvorm Phaps chalcoptera nog twee ondersoorten:
Phaps chalcoptera murchisoni, die wat roder van kleur zou zijn en
Phaps chalcoptera consobrina, die wat kleiner en lichter zou zijn.
Status
Zéér veelvuldig voortkomend in leefgebied in Australië.
Veel gehouden duivensoort in beschermd milieu.
Wetgeving
Geen beperkende regelgeving.
Staat op de toekomstige Positieflijst zonder beperkingen en mag in volière milieu gehouden worden.
Literatuur/Websites
Handbook of the birds of the world, vol.4, Del Hoyo et al.
Pigeons and Doves of Australia, H.J.Frith
Parrots and Pigeons of Australia, F.Crome and J.Shields
Aviornis International Tijdschrift, nr.198 december 2007, Armand Cleynen
Aviornis
Harteman Wildfowl
Nederlandse DFKP-club
Bron
Aviornis International Nederland