Varkens (Suidae) en Pekari’s (Tayassuidae)
Varkens: 5 geslachten, 19 soorten (Suidae), waaronder Boszwijn (ook wel Penseelzwijn of Rivierzwijn genoemd), Wild zwijn, Knobbelzwijn en Babiroesa of Hertzwijn (Babirusa).
Pekari’s: 3 geslachten, 4 soorten (Tayassuidae); in dierentuinen meestal alleen de Halsbandpekari, een enkele keer ook Witlippekari.
Huisvesting
Leefruimte
Buitenverblijf:
Euraziatische Wilde zwijnen: Tenminste 100 m² voor een groep van maximaal 3 volwassen dieren; voor elk volgend dier 10 m² extra; voor elk volgend fokdier 40 m² extra.
Pekari’s: Tenminste 100 m² voor een groep van maximaal 5 volwassen dieren; voor elk volgend dier 10 m² extra.
Andere varkens, zoals Knobbelzwijn, Penseelzwijn, Babiroesa of Hertzwijn: Tenminste
60 m² voor 2 dieren; voor elk volgend dier 10 m² extra; voor elk volgend fokdier 40 m² extra.
Euraziatische wilde zwijnen moeten bij extensief houden, een oppervlakte van tenminste 2.000 m² per dier en tenminste 10.000 m² per groep ter beschikking hebben. Een groep moet bestaan uit tenminste 1 beer en 4 zeugen.
Binnenverblijf:
Euraziatische wilde zwijnen: Alleen bij het ontbreken van een overdekte en winddichte schuilplek in het buitenverblijf, moet er vrije toegang zijn tot een gemeenschappelijk binnenverblijf van tenminste 15 m² voor een groep van maximaal 3 volwassen dieren. Voor elk volgend dier 1 m² extra; voor elk volgend fokdier 2,5 m² extra.
Andere (tropische) varkens: Tenminste 4 m² voor maximaal 2 dieren; voor elk volgend dier 2 m² extra.
Pekari’s: Tenminste 4 m² voor maximaal 4 dieren, voor elk volgend dier 1 m² extra.
Inrichting
Buitenverblijf: Er is een natuurlijk bodem vereist, voor sterk woelende soorten ook een hardere, droge bodem, die dan eventueel van een dikke strooilaag van mulch of bladeren moet worden voorzien. Er moeten droge, goed gedraineerde en zandige woelplaatsen aanwezig zijn, met stevige randen, en verder vochtige modderpoelen, waterbassins om te baden en bomen om tegen te schuren. In het verblijf moeten plekken met zon en plekken met schaduw te vinden zijn. Verder vereist een inrichting met boomstammen en rotsen, en ook struiken en bomen (denk aan bescherming van de wortels). Voor Knobbelzwijnen zijn bovendien zgn. half-holen nodig. Zorg voor plekken waar de dieren zich kunnen terugtrekken en voor gescheiden voederplekken, vooral bij socialisatie met andere diersoorten. Winterharde wilde zwijnen hebben droge, winddichte en overdekte schuilplek nodig in het buitenverblijf, wanneer er geen toegang tot een binnenverblijf is.
Binnenverblijf: Tropische varkens en Pekari’s hebben een licht, droog en goed ingericht binnenverblijf nodig met (minstens 50% van de) bodem van tegels, beton of met houten of kunststof vloerbedekking. Opstrooien met bv stofvrij zaagsel en bovendien slaapplaatsen met een dikke laag stro. Verder moeten er werpboxen zijn van tenminste 4 m² ( voor pekari’s tenminste 2 m²). Ook in een binnenverblijf moeten er waterbassins en modderpoelen aanwezig zijn , die door meerdere dieren tegelijk gebruikt kunnen worden moeten.
Afrastering
Door een stabiel hek (hoogte 1,30 m) waar niet onderdoor gegraven kan worden.
Klimaat
Euraziatische wilde zwijnen zijn winterhard. Andere, vooral tropische soorten en pekari’s hebben in hun binnenverblijf een temperatuur van tenminste 10 °C nodig; voor halsbandpekari’s is 5 – 12 °C voldoende.
Tropische soorten moeten af en toe een uurtje naar buiten kunnen, ook wanneer het droog en koud weer is en maar de temperatuur mag dan niet onder de -5 °C komen. Dit vereist wel opwarmplekken in het binnenverblijf (ligplaats met veel stro of infraroodlamp).
Eisen voor het houden van varkens en pekari’s
Sociaal gedrag/socialisatie: Penseelzwijnen, Knobbelzwijn, en Babiroesa’s kunnen als paar of als familiegroep gehouden worden; andere soorten zoals wilde zwijnen en baardzwijnen in kleine groepen met meerdere zeugen en hun nakomelingen. Het is mogelijk om slechts 1 volwassen beer per verblijf te houden. Pekari’s moeten in groepen (ook gemengd) gehouden worden. Principieel moeten varkens niet solitair gehouden worden; in een uitzonderingsgeval kan het nodig zijn om een dier tijdelijk apart te houden, bijvoorbeeld bij een nieuwe samenstelling van de groep. Het toevoegen van nieuwe enkele dieren in bestaande groepen is meestal problematisch. Socialisatie met andere soorten is mogelijk, bijvoorbeeld met gazellen, antilopen, runderen, zebra’s en loopvogels. Bij pekari’s was socialisatie met tapirs, mara’s en capibara’s succesvol.
Bestandsbeheer
Drachtige zeugen moeten ruim voldoende stro en twijgen ter beschikking hebben om een nest te maken.
Voeding
Euraziatische wilde zwijnen zijn alleseters, andere soorten zijn kieskeuriger. Babiroesa neigen bij verkeerde voeding tot behoorlijk overgewicht.
Verzorging
Mens-dier-interacties: Voorzichtigheid is geboden bij het omgaan met deze dieren, vooral ouderdieren met jongen. Het verblijf principieel alleen bij afwezigheid van de dieren betreden.
Instructies voor de dierenarts: Er bestaat een verhoogd gevaar voor het overdragen van klassieke ziektes en epidemieën van en op huisvarkens ( hoge epidemie relevantie). Regelmatig de gezondheid van de klauwen controleren.
Bijzonderheden: Tropische soorten zijn stressgevoeliger dan de inheemse soorten.