Civetkatachtigen ( Viverridae), Madagaskar Civetkatten (Eupleridae), Pardelroller (Nandiniidae), Mangoesten ( Herpestidae)

stokstaartjes
stokstaartjes

meer foto’s volgen

 

 

 

 

 

 

 

 

De taxonomie van de Civetkatachtigen is in de afgelopen jaren sterk veranderd: eerst werden mangoesten (Herpestidae) met 33 soorten afgescheiden, daarna de Pardelroller (Nandiniidae) met 1 soort en de Madagaskar Civetkatten (Eupleridae) met 8 soorten.  De 34 soorten van de overgebleven civetkatachtigen werden in 4 onderfamilies verdeeld.    De afmeting van de dieren in deze groep varieert van rat-grootte tot das-grootte.  Ze zijn gedeeltelijk overdag actief, gedeeltelijk schemer- of nachtactief en leven afhankelijk van de soort als enkeling, in paartjes of in grotere verbanden.

Huisvesting
Dwergmangoesten of helogalen moeten in een deugdelijk verlicht (daglichtlampen, avolspectrumverlichting) binnenverblijf en de nachtactieve soorten in een nachtdierenhuis gehouden worden. Dieren van de overige soorten moeten in buitenverblijven met beschutting tegen weersinvloeden (slaapboxen, kunstmatige holen) gehouden worden of in gelijkwaardige verblijven in ecosysteem-hallen of in gecombineerde binnen- en buitenverblijven. De dieren moeten het hele jaar ook echt   kunnen beschikken over de hieronder beschreven verblijven.

Leefruimte
Dwergmangoesten (Helogale parvula) : tenminste 8 m² voor maximaal 6 dieren, voor elk volgend volwassen dier 1 m² extra.

Kleinere sociale mangoesten en Madagaskar mangoesten, zoals Kusimansen (Crossarchus), Vosmangoeste (Cynictis penicillata), Zeebramangoeste (Mungos mungo), Stokstaartjes (Suricata suricatta),  Smalstreepmangoeste (Mungotictis decemlineata):

Tenminste 12 m² per paar, voor ieder volgend volwassen dier 2 m² extra.

Kleinere solitair of als paar levende mangoesten en Madagaskar mangoesten zoals de Indische mangoeste (Herpestes javanicus), Indische Ichneumon (Herpestes edwardsii), Slanke Mangoeste (Galerella sanguineus), Ringstaartmangoeste (Galidia elegans):

Tenminste 12 m² voor 2 verdraagzame dieren, met de mogelijkheid om het verblijf in twee gelijke delen te scheiden, die onderling met elkaar verbonden kunnen worden, of een reserve verblijf voorhanden te hebben. Wanneer 1 dier gehouden wordt is tenminste 10 m² nodig.

Grotere solitaire of al paar levende mangoesten zoals Moerasmangoeste (Atilax paludinosus), Ichneumon (Herpestes ichneumon), Witstaartmangoeste (Ichneumia albicauda):

Tenminste 20 m² voor 2 verdraagzame dieren, onderverdeeld in verblijven van gelijke grootte die met elkaar verbonden kunnen worden. Deze zijn dan geschikt voor solitaire dieren.

Kleinere civetkatachtigen, zoals Owstonpalmroller (Chrotogale owstoni), Fanaloka (Fossa fossana), Genetkat (Genetta), Pardelroller (Nandinia binotata), Witsnorpalmroller (Paguma larvata), Loewak (Paradoxurus):

Tenminste 12 m² en 2,5 m hoogte ofwel 30 m³ voor twee verdraagzame dieren, onderverdeeld in verblijven van gelijke grootte die met elkaar verbonden kunnen worden. Deze zijn dan geschikt voor solitaire dieren.

Beermarter (Arctictis binturong): Tenminste 25 m² en 3,0 m hoogte ofwel 75 m³ per dier, voor elk volgend volwassen dier 5 m² van 3,0 m hoog ofwel 15 m³ extra.

Civetkat ( Viverrinae, Viverra): Tenminste 20 m² per dier, met de mogelijkheid om enkele verblijven onderling te verbinden.

Fretkat (Cryptoprocta ferox): Tenminste 25 m² en 3,0 m hoogte ofwel 75 m³ per dier, met de mogelijkheid om enkele verblijven onderling te verbinden.

Inrichting 
Bodem:  natuurlijke bodem of verharde bodem met zand, boomschors of ander geschikt strooisel. Voor soorten die op de bodem leven dienen delen van het verblijf met verschillende strooisels te worden ingericht. Sommige soorten, bv. Stokstaartjes, moeten kunnen wroeten en graven. Voor de bodembewoners dienen slaap- en werpboxen, evenals rotspartijen of houten elementen als uitkijkpost ter beschikking te staan, aangepast aan de grootte van het betreffende dier.  Waterbassins zijn voor slechts enkele soorten, bv. Moerasmangoeste, nodig.  Zwembassins zijn nodig voor de soorten die van water houden. Voor de soorten die in bomen leven (beermarter, fretkat, kleinere civetkatachtigen behalve de fanakola) moeten er veel klimtakken in het verblijf zijn, waarbij de dikte van de takken aan de grootte van het betreffende dier aangepast dient te zijn. De takken moeten zo gerangschikt zijn, dat er verschillen routes op verschillende hoogtes gelopen/geklommen kunnen worden. Er zijn schermen, uitwijk- en schuilplekken nodig, de dieren moeten zich aan de blikken van bezoekers kunnen onttrekken.

Afrastering
De kleinere verblijven voor fretkatten en kleinere, klimmende civetkatten, moeten aan alle kanten gesloten zijn. Als het verblijf groot genoeg is alsmede voor de overige soorten (zoals mangoesten, Madagaskarmangoesten, civetkatten) is het ook voldoende om het verblijf van gladde wanden te voorzien, waarbij gezorgd moet worden dat de dieren er niet overheen kunnen klimmen of onderdoor kunnen graven. Eventueel aangevuld met sloten of droge greppels.

Klimaat
Civetkatachtigen en mangoesten komen van origine uit mediterrane en tropische klimaatzones. Veel soorten moeten daarom tijdens het koude jaargetijde in verwarmbare binnenverblijven gehouden worden, die net als de buitenverblijven aan de bovengenoemde eisen moeten voldoen. Enkele soorten, bv. Genetkatten (Genetta genetta) Rassé (Viverricula indica), stokstaartjes en zeebramangoesten kunnen ook bij vorst nog in het buitenverblijf, mits zij ten allen tijde toegang hebben tot het binnenverblijf of wanneer zij in het buitenverblijf de beschikking hebben over voldoende warmtebronnen (warmtelamp o.i.d.). Een zonnebad is voor stokstaartjes, dwergmangoesten en enkele andere soorten bijzonder belangrijk.

Eisen aan het houden van Civetkatachtigen, Madagaskar Civetkatten, Pardelroller en Mangoesten
Sociaal gedrag/socialisatie:  Enkele soorten zijn bijzonder onverdraagzaam, waardoor het nodig is, dat verblijven onderverdeeld kunnen worden. Sommige mangoesten ( zoals stokstaartjes, zebra- en dwergmangoesten) zijn heel sociaal en kunnen in familiegroepen van wel 50 dieren gehouden worden. Zo’n groep bestaat dan uit een dominant paar met, in de regel, hun (mannelijke en vrouwelijke) nakomelingen.  Vosmangoesten en kusimansen  worden, net als in de natuur, meestal in kleinere groepen gehouden.  Beermarters moeten in kleine groepen van verwante dieren gehouden worden, bij uitzondering ook solitair.

De dagactieve, sociale mangoesten kunnen worden gesocialiseerd met kleine antilopen, zoals dikdiks (Madoqua), klipspringers (Oreotragus oreotragus) Kaapse klipdas (Procavia), stekelvarkens (Hystricidae) en eventueel met grondeekhoorns (Xerini), verder met grotere, niet voor het fokken bestemde schildpadden en vogels. (uitzondering: de vosmangoeste eet zangvogels!) Dwergmangoesten kunnen ook bij grotere hagedissen (bv. Schildhagedissen).  Een socialisatie van beermarters met kleinklauwotters of Maleise beren is ook mogelijk. Pogingen om mangoesten met mandrillen of leeuwen te socialiseren zijn mislukt.

Verrijking van de leefomgeving: Geurprikkels (bv. Het leggen van geursporen) en speelgoed zoals ballen en/of jerrycans zijn aan te bevelen. Als bezigheid voor mangoesten is het aanbieden van levende insecten zoals meelwormen en sprinkhanen en ook rauwe eieren heel geschikt.

Voeding
Civetkatachtigen zijn alles- of vleeseters, dat betekent dat, afhankelijk van de soort, verschillende voeding aangeboden moet worden: vlees, prooidieren (in het bijzonder insecten), vis, eieren, kwark, fruit, groentes, rijst e.d.  Fretkatten zijn zuivere vleeseters, bij beermarters en loewaks is het aandeel plantaardig voedsel hoog. Aangezien veel soorten tot vetzucht neigen, kan de hoeveelheid voer vaak gereduceerd worden; bij fretkatten kunnen vastendagen ingelast worden.

Verzorging
Mens-dier-interacties:  Dieren die als volwassen individu in het wild gevangen zijn, blijven meestal heel schuw en wild. Dieren die in gevangenschap gefokt zijn of die als jong dier in mensenhanden terecht kwamen, kunnen daarentegen zeer tam en aanhankelijk worden. Vooral als ze plotseling schrikken, kunnen volwassen fretkatten en beermarters gevaarlijk worden voor hun verzorgers.

Vangen met de hand( met leren handschoen) of met een net. Transport in stevige houten kisten met aan een kant gaas of tralies of de IATA-vliegboxen voor huisdieren.