Zwerfkatten, een probleem.

Onlangs bracht de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) een advies uit aan de staatssecretaris waarin oplossingen worden aangedragen voor de overlast (en het gevaar voor de volksgezondheid) van zwerfkatten. Het rapport Vat op de Zwerfkat  geeft weliswaar verstrekkende, maar geenszins onredelijke aanbevelingen om de populatie van verwilderde katten in Nederland in te dammen. Voor de kattenhouders zou dit tot een aanzienlijke beperking van hun vrijheden betekenen.

In Nederland hebben we ruim drie miljoen katten. Slechts een beperkt deel daarvan wordt systematisch binnenshuis gehouden. Veel katteneigenaren laten hun dieren zonder toezicht of beperking in hun woonomgeving rondstruinen. Dat levert niet alleen ergernissen op over ontlasting en verontrusting in buurtuinen, deels als gevolg daarvan is er ook een grote verwilderde kattenpopulatie ontstaan. Bij de categorie ‘verwilderde katten’ kennen we alle gradaties, van dieren die voor hun levensonderhoud nog zeer afhankelijk zijn van het voedsel dat de mens laat rondslingeren (of regelmatig verstrekt) tot en met de dieren die zich volledig zelfstandig in de natuur hebben gevestigd. Bij zwerfkatten gaat het om dieren die zich aan de directe (gezondheids)zorg van de mens hebben onttrokken.

In termen van onze verantwoordelijkheid voor de dieren die wij houden (of hielden) zijn er een paar belangrijke problemen:

  • Dieren die voor hun overleving op zichzelf zijn aangewezen zullen, net als alle andere dieren in de natuur, elke dag opnieuw weer moeten zien te overleven. Dat betekent dat ze tijden van schaarste en ziekten op eigen kracht moeten zien door te komen en dat daarbij een deel van hen jammerlijk aan hun eind zal komen.
  • Gevaar voor mens en dier. Van katten is bekend dat ze een aantal infecties verspreiden die onder omstandigheden voor de mens gevaarlijk kunnen zijn (onder andere Toxoplasma en spoelwormen). We zouden alles in het werk moeten stellen om te vermijden dat mensen besmet raken door de dieren die wij houden of die door ons toedoen verwilderden. Allereerst al door dat verwilderen te voorkomen.
  • Gevaar voor de natuur. Verwilderde katten zullen geheel of ten dele voor hun eigen kostje zorgen. Dat betekent dat ze jagen en daarmee een aanslag plegen op de diersoorten die hier van nature voorkomen. In een aantal gevallen kan dit tot aanzienlijke schade in onze natuur leiden. Niet alleen omdat ze een bedreiging voor het voortbestaan van hun prooidieren kunnen vormen, ook omdat ze predatoren die in ons systeem thuishoren beconcurreren.

Katten zijn geweldige huisdieren en zijn voor heel veel mensen belangrijk, ze dragen bij aan de kwaliteit van hun leven. Anderzijds, elke kattenliefhebber zal zich dus bewust moeten zijn dat er geen sprake is van vrijblijvendheid. We kennen de gevaren van katten en bij ons ligt de taak en de plicht om er alles aan te doen ervoor te zorgen dan onze katten niet tot last en nadeel zijn voor anderen. Om problemen voor de katten en van overlast voor anderen te vermijden, zijn er een paar praktische regels:

  • Struin- en zwerfgedrag ontstaat vrijwel altijd bij katten die gedwongen samen leven met andere katten in een te kleine ruimte; veel katten vinden géén, of hooguit één, andere kat in hetzelfde huis meer dan voldoende.
  • Zorg ervoor dat uw katten onder uw toezicht blijven, laat ze niet vrij rondstruinen, zorg voor een ren waarin ze buiten kunnen verblijven of voor een degelijke afrastering rond uw tuin.
  • Indien u uw katten toch vrij laat (moet laten) om zonder toezicht of beperking buiten de eigen woning en tuin te komen (bijvoorbeeld boerderijkatten), bent u moreel verplicht deze dieren eerst te laten castreren (steriliseren).
  • Elk dier dient te worden gechipt en geregistreerd zodat het, in geval van ontsnapping zo snel mogelijk weer thuis gebracht kan worden.
  • Zorg voor een deugdelijk entings- en ontwormingsprogramma voor uw dieren om daarmee de kans op overdracht van infecties zo veel mogelijk te beperken.
  • Dieren waarmee niet wordt gefokt, moeten worden gecastreerd (gesteriliseerd) zodat ze in het geval van ontsnapping niet bijdragen aan de verwilderde populatie.

Zoals het er nu uitziet, gaat de staatssecretaris de aanbevelingen van de RDA niet overnemen. De belangrijkste reden daarvoor is dat een dergelijke aanpak ‘te moeilijk en te kostbaar’ zou zijn. Dat betekent dat er waarschijnlijk geen Nederlandse ‘dwingende’ maatregelen komen. Wel is goed voorstelbaar dat er binnen afzienbare termijn Europese maatregelen komen die ook in Nederland direct van toepassing worden. Katten zijn immers al binnen de het Biodiversiteitsverdrag aangewezen als invasieve exoot. Dat zet de weg open om Europese maatregelen op te leggen.

Ook zonder Nederlandse of Europese wettelijke bepalingen hebben wij, de dierhouders, de morele plicht om alles in het werk te stellen om, waar mogelijk, problemen voor anderen te voorkomen. Een eerste stap daarin is het toepassen van de bovenstaande houderijregels.

Het is overigens verbazingwekkend om vast te stellen hoezeer onze overheid met willekeur te werk gaat. Algemeen gehouden diersoorten zoals katten (met de hier genoemde problemen) en huiskonijnen (met grote wetenschappelijk aangetoonde welzijnsproblemen) worden boven de wet gesteld, de overheid wil hiervoor geen houderijvoorwaarden opleggen. In schril contrast daarmee werkt de overheid voor de ‘bijzondere’ diersoorten (met nauwelijks gezondheids- en welzijnsproblemen) aan draconische maatregelen. Met de Positieflijst wil men zoveel mogelijk soorten verbieden en wil men voor de overige soorten strikte eisen stellen aan de houderij.

Het is politiek gezien natuurlijk erg ‘veilig’ om voor de bühne (en met een verwijzing naar ‘dierenwelzijn’) een kleine groep dierhouders aan te pakken en vooral de vingers niet te branden aan de diersoorten die door erg veel kiezers worden gehouden. Aan dierenwelzijn wordt hiermee niets bijgedragen, het dient alleen de mythe van het diervriendelijke imago van de eigen politieke partij.

Ir. Ed.J.Gubbels,
Secretaris PVH,
Juli 2016.