Grote katachtigen (Pantherinae): onderfamilie Pantherinae, evenals luipaard (Acinonyx) en poema (Puma)
foto’s volgen
Hier worden, in verband met de praktijk van de roofdierhouderij, de 8 soorten van de onderfamilie Grote Katachtigen tezamen met de Poema (Puma concolor) en Luipaard (Acinonyx jubatus) uit de onderfamilie Kleine Katachtigen behandeld.
Deze dieren worden in buitenverblijven gehouden. Binnenverblijven zijn voor niet winterharde soorten nodig als mogelijkheid om zich terug te trekken, als nachtverblijf en als slechtweer voorziening.
Huisvesting
Leefruimte
De volgende afmetingen gelden voor verblijven met verharde, gedraineerde of anderzijds behandelde bodem. Grotere verblijven maken het bij sommige soorten mogelijk om de dieren in kleine groepen te houden, mits voldoende afscheidingsmogelijkheden aanwezig zijn. Het moet mogelijk zijn, om vrouwtjesdieren voor de bevalling en tijdens het opgroeien van de jongen af te scheiden van de rest.
Nevelpanter (Neofelis nebulosa)
Buitenverblijf: Tenminste 70 m² en 3,5 m hoog of 245 m³ voor 1 dier of 1 paar, tijdelijk onder te verdelen in twee enkele verblijven die onderling verbonden kunnen worden. Bij een tijdelijke onderverdeling van het verblijf of bij afscheiden van 1 dier, moet 1 dier tenminste 35 m² en 3,5 m hoogte ter beschikking hebben; voor elk volgend volwassen dier komt er 35 m² bij (van 3,5 m hoog) of 122,5 m³.
Binnenverblijf: Tenminste 8 m² per dier en 3 m hoogte,
Poema, Jaguar (Panthera onca) Luipaard (Panthera pardus), Sneeuwluipaard (Panthera uncia)
Buitenverblijf: Tenminste 100 m² en 3,0 m hoogte, of 300 m³ voor 1 dier of 1 paar, tijdelijk onder te verdelen in twee enkele verblijven die onderling verbonden kunnen worden. Bij een tijdelijke onderverdeling van het verblijf of bij afscheiden van 1 dier, moet 1 dier tenminste 50 m² en 3 m hoogte ter beschikking hebben, voor elk volgend volwassen dier komt er 50 m² bij (van 3 m hoog) of 150 m³.
Binnenverblijf: (voor poema, sneeuwluipaard en ondersoorten van het luipaard uit koude klimaatzones niet nodig) : tenminste 15 m² en 2,5 m hoogte, of 37,5 m³ per dier.
Leeuw (Panthera leo), Tijger (Panthera tigris)
Buitenverblijf: Tenminste 200 m² voor 1 dier of 1 paar, tijdelijk onder te verdelen in twee enkele verblijven die onderling verbonden kunnen worden. Bij een tijdelijke onderverdeling van het verblijf of bij afscheiden van 1 dier, moet 1 dier tenminste 100 m² ter beschikking hebben, voor elk volgend volwassen dier komt er 100 m² bij.
Binnenverblijf: (voor Siberische Tijger niet nodig) Tenminste 20 m² en een hoogte van 2,5 m of 50 m³ per dier.
Jachtluipaard of Cheeta
Buitenverblijf: Tenminste 200 m² voor 1 dier of 1 paar, tijdelijk onder te verdelen in twee enkele verblijven die onderling verbonden kunnen worden. Bij een tijdelijke onderverdeling van het verblijf of bij afscheiden van 1 dier, moet een dier tenminste 100 m² ter beschikking hebben.
Inrichting
Takken of boomstammen van voldoende dikte, om op te klimmen, liggen en krabben zijn noodzakelijk.
Voor de nevelpanter dienen boomstammen en takken zo gerangschikt te worden, dat er zoveel mogelijk verschillende routes op verschillende hoogtes gelopen kunnen worden.
Afhankelijk van de soort dienen ook rotspartijen of verhoogde platformen gemaakt te worden, die kunnen dienen als ligplaats en uitkijkpost (in het bijzonder voor luipaard). Er zijn schermen, uitwijk- en schuilplekken nodig, de dieren moeten zich aan de blikken van bezoekers kunnen onttrekken. Het buitenverblijf moet beschikken over een overdekt gedeelte, als bescherming tegen zon en regen. Voor tijger en jaguar is een zwembad van 10 m² nodig. In het buitenverblijf: natuurlijke bodem of een geschikt strooisel, zoals zand of schorsmulch of – op hoogstens een kwart van de totale oppervlakte – verharde bodem. Rustige, verduisterde werpboxen zijn voor het fokken onmisbaar. Voor de nevelpanter liefst ook hooggelegen slaapboxen inrichten. Poema, sneeuwluipaard, ondersoorten van het luipaard uit koude klimaatzones, Siberische tijger en luipaard hebben in het koude jaargetijde slaapboxen nodig in het buitenverblijf, als schuilplaats bij slecht weer; daarbij moet elk luipaard een slaapbox hebben van 5 m², die van de andere dieren is afgescheiden. Natuurlijke vegetatie in een deel van het verblijf is als dekking en verrijking van de leefomgeving aan te bevelen.
Afrastering
Gladde wanden of tralies met overhang of een elektrodraad, voor leeuwen en tijgers 4 meter hoog, voor luipaard 2,5 meter hoog. Bij alle andere soorten in de regel een gesloten verblijf. Voor leeuwen, tijgers en luipaarden zijn droge of met water gevulde greppels mogelijk, wanneer de buitenzijde voldoende veiligheid biedt.
Klimaat
Enkele soorten en ondersoorten ( bv. Sneeuwpanter, Amoerpanter (Panthera pardus orientalis), Siberische Tijger (Panthera tigris altaica) en Poema zijn winterhard en hebben slechts droge, tochtvrije slaapboxen in het buitenverblijf nodig. Voor soorten en ondersoorten uit warme klimaatzones zijn verwarmde binnenverblijven noodzakelijk, met uitzondering van de jachtluipaarden, die voldoende hebben aan een slaapbox in het buitenverblijf
Eisen aan het houden van grote katachtigen
Sociaal gedrag/ socialisatie: Grote katachtigen zijn enkelingen met een voor katten typerend territoriaal systeem. Uitzondering hierop is de leeuw, die in de vrije wildbaan leeft in groepen van 1 mannetje en meerdere vrouwtjes, gedeeltelijk ook meerdere mannetjes met meerder vrouwtjes. Bij alle soorten komen, in elk geval tijdelijke, groepen van dieren met hetzelfde geslacht voor, bijvoorbeeld broers, die elkaar zelfs dan tolereren wanneer vrouwtjes in de buurt zijn. In een dierentuin heeft de “1-man-meerdere-vrouwtjes-groep” de voorkeur boven het houden van paren.
Verrijking van de leefomgeving: Er dienen geurprikkels aangeboden te worden, bijvoorbeeld de uitwerpselen van verschillende hoefdieren, olifanten of ook van voedselconcurrenten zoals hyena’s, of, voor zover een voldoende aantal verblijven beschikbaar is, door het afwisselende gebruik van de verblijven door verschillende dieren (bijvoorbeeld overdag tijgers, ’s nachts wolven of gestreepte hyena’s) . Verder wordt aanbevolen om onbekende voorwerpen in het verblijf te brengen om mee te spelen. Denk hierbij aan verse takken, kartonnen buizen, papieren zakken, kartonnen dozen, schapen- of geitenhuiden.
Bestandsbeheer
Voor een succesvol fokprogramma bij jachtluipaarden is het noodzakelijk, dat de mannetje en de vrouwtjes gescheiden en zonder zichtcontact gehouden worden. Vrouwtjes moeten voor de bevalling en tijdens het grootbrengen van de jongen, in elk geval tijdelijk, afgescheiden worden van de andere dieren.
Voeding
Spiervlees aan het bot met toegevoegde mineralen en vitaminen, af en toe ingewanden en hele prooidieren. Per week is het mogelijk om 1 of 2 vastendagen in te lassen.
Verzorging
Mens-dier-interacties: Jonge jachtluipaarden kunnen eventueel met een net gevangen worden, anders in de transportkist lokken met voer of kalmerende medicamenten toedienen. De transportkist (behalve voor jachtluipaard) moet met blik bekleed zijn en de schuifbare voorzijde moet voorzien zijn van tralies of een rooster, vergrendeling door een schuifstang. De achterzijde is een dichte schuif.