Ziektes

Het is met ziekten niet veel anders als bij mensen. Als een duif geboren wordt (uit zijn ei kruipt) dan is het kuikentje behoorlijk beschermd tegen ziekten. In het ei heeft het kuikentje zogenaamde antistoffen meegekregen tegen ziekten. Wat zijn nou die antistoffen? Dit zijn eiwitten die in het lichaam van het duifje zitten en die zich hechten aan de ziekteverwekkers als die het lichaam van het duifje binnendringen via de lucht of voeding. Er zitten veel verschillende antistoffen in het lichaam om dat er ook veel verschillende indringers zijn en een antistof alleen maar kan hechten aan de indringer waar hij tegen gericht is. Je kunt dit vergelijken met een sleutel-slot combinatie. Bij mensen is dat ook zo. Een baby krijgt antistoffen mee van de moeder en via de moedermelk.

(Falco Ebben)
(Falco Ebben)

Zo is ons duifje de eerste tijd dus mooi beschermd tegen de meeste ziekten. Maar deze bescherming duurt meestal niet meer dan enkele weken. Als het jonge duifje dus zelfstandig wordt na ruim drie weken, dan kunnen allerlei ziekten toeslaan. Dit hoort er nu eenmaal bij. Iedere keer als het duifje ziek wordt reageert het lichaam door zelf nieuwe antistoffen aan te maken. Een volgende keer zal deze ziekte dus minder kans krijgen om het duifje echt ziek te krijgen, want als er een ziekteverwekker binnendringt, krijgt deze minder of geen kans door de al aanwezige antistoffen tegen de ziekte. Af en toe een beetje ziek zijn hoort dus bij jonge duiven.
Er zijn ziekten bij die gevaarlijk zijn voor de jonge duifjes, maar tegen enkele ziekten kun je de duiven ook enten om ze antistoffen op te laten bouwen zonder dat ze eerst ziek hoeven te worden. Sportduivenhouders die meedoen aan wedstrijden of tentoonstellingen zijn zelfs verplicht om hun duiven te laten enten. Het gaat dan om de ziekte paramyxo, een variant van het pseudovogelpestvirus. Het is altijd verstandig om te enten tegen deze ziekte ook als je niet aan wedstrijden deelneemt want als deze ziekte bij je duiven optreedt dan gaan er heel veel duiven dood. Het beste kun je laten enten als de jonge duiven ongeveer 30 dagen oud zijn. Om duiven te beschermen tegen deze ziekte dient de enting ieder jaar herhaald te worden. Hoewel niet verplicht is een tweede enting bij jonge duiven enkele weken na de eerste enting verstandig.
Net als bij mensen kun je er zelf veel aan doen om ziekten buiten de deur te houden. Heel belangrijk is een goede huisvesting. Een duivenhok moet warm en droog zijn en het mag niet tochten op het hok. Er moet wel een goede ventilatie zijn, zeker in warme periodes is dit van belang. Zorg er wel voor dat de temperatuur als het warm is niet hoger wordt dan 28ºC. De duiven gaan dan anders te veel drinken en te weinig eten. Dit is met een eenvoudige thermometer te controleren. Op echte warme dagen als het buiten meer dan 28ºC is lukt het natuurlijk niet om in het hok de temperatuur beneden de 28ºC te houden. De duiven hebben daar geen last van zeker niet als ze gewoon kunnen drinken. Voor het voeren van de duiven is dat wel vervelend omdat ze dan minder eten.
Dan is er nog een andere meter die op een duivenhok handig is en dat is de luchtvochtigheidsmeter. De luchtvochtigheid mag onder normale omstandigheden niet hoger worden dan 70%, maar als het bijvoorbeeld mistig is buiten dan is dit niet te voorkomen en is er ook niets aan de hand. Heb je een lekker warm hok met een goede ventilatie en geen tocht, dan zijn de omstandigheden prima om de duiven gezond te houden.
Verder is het niet verstandig om op de vloer voer te geven. In een voerbak is veel verstandiger. Op de vloer kan het voer in aanraking komen met mest waarin ziekteverwekkers zitten die dan mee worden opgenomen. Om die reden is het ook verstandig om de voerbak regelmatig te reinigen. Aluminium voerbakken zijn daarom heel geschikt.

Zorg er ook voor dat er in het hok geen vochtige plekken ontstaan, bijvoorbeeld bij de drinkpot. Met name eitjes van wormen en coccidieën hebben een vochtige omgeving nodig om te rijpen voordat ze een duif kunnen infecteren. Duiven willen zich nog wel eens wassen in de drinkpot of bij het neerzetten van de drinkpot zit er water aan de onderzijde. Een roostertje of deksel van een plastic emmer onder de pot voorkomt dat er vochtige plekken ontstaan die niet of slecht opdrogen.
Het is ook beter om de drinkpot niet op de bodem te plaatsen, maar op een verhoging. Staat de pot op de bodem dan is de kans dat er ziekteverwekkers bij het vliegen van de duiven in de pot waaien veel groter.
Verder kan overbevolking op een hok voor gezondheidsproblemen zorgen. Duiven die met teveel soortgenoten op een hok verblijven, vechten meer en verbruiken met zijn allen misschien wel te veel zuurstof waardoor het klimaat op het hok er niet beter op wordt. Ook is meer onrust en dus ook stress. Dat zijn allemaal factoren die een duif gevoeliger maken voor ziekten. Een betrouwbare norm voor het aantal duiven op een hok is moeilijk te geven omdat het aantal duiven per kubieke meter ook afhankelijk is van de kwaliteit van het hok. Een perfect hok kan misschien wel vijf of meer duiven per kubieke meter huisvesten, maar veiliger is maximaal vier duiven per kubieke meter aan te houden. In het vroege voorjaar als het nog koud is kunnen er meer duiven (bijvoorbeeld vijf per kubieke meter) op een hok verblijven dan in hartje zomer waarin vier duiven per kubieke meter toch wel een bovengrens lijkt.
Belangrijk is ook dat er altijd meer zitplaatsen zijn dan duiven die op het hok wonen. Hier mag je rustig overdrijven. Heb je 20 duiven zorg dan voor 25 zitplaatsen, heb je maar 21 zitplaatsen dan zul je zien dat de duiven vaak naar een zitplaats vliegen waar al een duif zit. Het wordt dan vechten om wie de zitplaats krijgt. Onrust, vechten, stress is dan het gevolg en dat is niet bevorderlijk voor de gezondheid. Als er zich teveel jonge duiven op het hok zitten dan zullen er een aantal uit zichzelf vertrekken, omdat ze zich er niet thuis voelen. Als je ieder jaar teveel jonge duiven op een hok plaats zul je zien dat er na verloop van tijd een stel weg blijven totdat het aantal maximum aantal voor jouw hok bereikt is.

Maar ook als je alles goed voor elkaar hebt komt het natuurlijk voor dat de duiven nog ziek kunnen worden. We zullen hieronder de meest voorkomende ziekten bespreken en adviseren hoe hier het beste mee om te gaan. Bij de meeste ziekten heb je de dierenarts nodig om de diagnose te laten stellen en de juiste medicijnen te verstrekken. De verzorger van de sportduiven is echter de persoon die als dagelijkse begeleider van de duiven attent moet zijn op allerlei symptomen en dus dagelijks het gedrag moet observeren. Wil de duif wel vliegen? Zijn de neusdoppen mooi wit? Hoe zit de duif in zijn veren? Hoe is de mest?

(Falco Ebben)
(Falco Ebben)

Zitten de duiven als het donker is wel rustig? Maken de duiven geluiden bij de ademhaling? Heeft de duif luizen of mijten? Maar ook andere controles zijn nodig, bijvoorbeeld of er geen vuil onder de vaste voetring zit en of er natte plekken in het hok zijn. Observatie en preventie spelen een belangrijke rol bij het voorkomen van ziekten. Hieronder staan de belangrijkste duivenziekten waar een duif mee te maken kan krijgen.

’t Geel
Het Geel is wel de meest bekende duivenziekte. Alle mensen die duiven houden krijgen er mee te maken. De veroorzaker is een parasiet. Deze parasiet wordt ook aangetroffen bij papegaaien en veel andere wilde vogelsoorten. Speeksel, kropmelk, drinkwater en badwater zijn belangrijke besmettingsbronnen. In het drinkwater kan de parasiet wel 24 tot 48 uur in leven blijven. Een besmetting met ’t Geel is lang niet altijd een reden om in paniek te raken. De meeste besmettingen met deze ziekte zijn laag pathogeen. Dat wil zeggen dat de duif wel ’t Geel heeft, maar er niet ziek van is. Het een en ander hangt ook af van de omstandigheden. Vragen we van dergelijke duiven geen zware inspanningen en krijgen ze een goede verzorging dan kan de besmetting zonder behandeling verdwijnen. Dit heeft zonder meert de voorkeur boven een medicamenteuze behandeling. Vragen we echter inspanningen en is de verzorging niet optimaal dan zal de duif last blijven houden en kan ‘t Geel serieus een probleem gaan vormen. Zijn de duiven besmet met kwaadaardige parasieten dan is de kans op een besmetting die behandeling vraagt wel aanwezig. Via een keeluitstrijkje is ’t Geel gemakkelijk aan te tonen. Er zijn goede medicamenten tegen deze ziekte. Als er tot behandeling overgegaan wordt dan moet je dit goed doen. Dat wil zeggen met een voldoende werkzaam medicijn en lang genoeg om alle parasieten te doden. Is het medicijn niet genoeg werkzaam of kuur je te kort dan is de kans groot dat enkele parasieten het overleven en kort daarna de duif opnieuw ziek maken. Bovendien worden de parasieten steeds ongevoeliger voor het medicijn en kan er zogenaamde resistentie optreden. Resistentie wil zeggen dat de parasiet ongevoelig wordt voor het medicijn. Je kunt een zieke duif dan wel behandelen, maar de parasiet is daar dan ongevoelig voor en blijft gewoon in de duif aanwezig. Dit is een zeer onwenselijke situatie voor zowel de eigen duiven als voor de duiven van andere liefhebbers. Dus steeds als je gaat kuren een goed medicijn en altijd de kuur helemaal afmaken. Jonge duiven zijn gevoeliger voor ’t Geel dan oude duiven. Omdat water een belangrijke bron van besmetting is kunnen we hier goede preventieve maatregelen treffen. Een simpele, maar in veel gevallen ook doeltreffende maatregel is om met twee drinkbakken per afdeling te werken. Dagelijks geef je de duiven water uit een andere bak. Je leegt de drinkbak en laat hem op de kop drogen om deze vervolgens weer de andere dag te gebruiken. Zo dood je de eventueel aanwezige parasieten en verlaag je de infectiedruk voor deze ziekte op een goede manier. Laat ook altijd het bad zo drogen zodat bij een volgend gebruik er geen parasieten meer in aanwezig kunnen zijn.

(Falco Ebben)
(Falco Ebben)

Ornithose
Ornithose wordt meestal veroorzaakt door een combinatie van virussen en bacteriën. Via mest en neusvocht vindt overdracht plaats. Ook door het inhaleren van besmet stof kan een duif geïnfecteerd worden. Hygiënische omstandigheden, temperatuursverschillen en overbevolking bepalen vaak hoe ernstig de besmetting op een hok kan zijn. Ook zijn er individuele verschillen bij duiven waar het gaat over de vatbaarheid voor deze ziekte. Een duif welke regelmatig het slachtoffer is van deze ziekte kun je beter uitselecteren, omdat deze een bedreiging vormt voor de hele kolonie. Meestal begint de ziekte met het grauw kleuren van de neusdoppen en gezwollen of natte ogen. Verder kunnen de duiven gaan reutelen, knorren en niezen. De duiven die besmet zijn kunnen vermageren, zijn futloos en we zien soms ook (ernstige) diarree. Tegen ornithose zijn goede medicamenten verkrijgbaar bij de dierenarts.

Pokken
Bij duiven kennen we twee soorten pokkenvirussen. Het eerste type virus veroorzaakt de typische pokken met korstvormige afzettingen op de ongevederde delen van de kop en het tweede type virus veroorzaakt zogenaamde bloedwratten. Deze kunnen overal op het lichaam zitten (vaak onder de vleugels) en worden tussen de 1 en 3 centimeter groot. De donkere bloedige inhoud schijnt door de huid die nog gewoon heel is naar buiten. Bij ernstige beschadiging van de bloedwrat kan de duif doodbloeden. Het beste is de duif in een rustige omgeving enkele weken rust geven en dan lost het probleem zich vanzelf op. De bloedwrat verschrompelt dan na 3 à 4 weken. Als de bloedwrat op een steeltje zit kun je hem ook afbinden met een draadje, dan verdroogt hij sneller.
Bij wat we gemakshalve maar de echte pokken zullen noemen zien we eigenlijk ook weer twee varianten. Er is een vorm waarbij de pokken in de bek kunnen groeien. Bij de andere vorm, de huidvorm, verschijnen de pokken voornamelijk op onbevederde lichaamsdelen, zoals de snavelrand, oogleden, oren en heel soms aan de poten. Wanneer de oogleden door de pokken dichtzwellen en de duif niet meer kan zien zal de duif niet meer eten en ook dan is er gevaar dat de duif sterft. Hetzelfde geldt voor de pokken die in de bek groeien, als de duiven niet meer kunnen eten kunnen ze sterven. Meestal loopt de besmetting echter goed af.
Vroeger kwamen pokken vooral voor in de late zomer en het najaar. Nu zien we soms al uitbraken terwijl het vliegseizoen nog volop gaande is of zelfs nog maar net begonnen is. Natuurlijk moeten we onze duiven beschermen tegen het pokkenvirus. Op de eerste plaats omdat we de duiven niet het slachtoffer moeten laten worden van een ziekte die gewoon vermeden kan worden en op de tweede plaats omdat je het vliegseizoen voor jezelf niet moet verpesten door de duiven thuis te moeten houden. Bovendien ontstaat er binnen de vereniging altijd onrust als er een uitbraak van pokken is. Heb je je duiven beschermd dan kan dat allemaal aan je voorbij gaan. Overdracht van het virus vindt plaats door rechtstreeks contact van virus met beschadigde huid zoals door vechten of door bloedzuigende ectoparasieten of steekinsecten. De echte pokken zijn echter goed te voorkomen door te enten. Op de onderzijde van de poot worden wat veertjes weggetrokken en op deze plek wordt wat entvloeistof aangebracht. Enten doe je niet eerder dan op een leeftijd van zes weken. Na het enten kun je door het opkomen van de veerfollikels zien dat de entstof goed is aangeslagen. In de eerste week na het enten mag je de duiven niet laten baden. Dit is de zogenaamde veerfolikkelmethode. Er is ook een gecombineerd paramyxo/pokken vaccin. Ook als er een uitbraak van pokken is blijft het aan te bevelen de duiven die nog niet besmet zijn te enten.

Paratyfus
Paratyfus is een bacteriële infectie en bij duiven is er sprake van een specifieke variant waarvoor de duif gevoelig is. In het wild levende duiven vormen een bron van infectie via de mest. Als een duif eenmaal geïnfecteerd is blijft deze meestal in de duif aanwezig. In periodes van stress kan de duif deze kiem weer gaan uitscheiden en dus een bron van infectie vormen voor andere duiven. De duif is dan niet zichtbaar ziek. Als een duif wel ziekteverschijnselen vertoont dan kunnen die heel verschillend zijn: onbevruchte eieren, verminderde vruchtbaarheid, diarree, mank lopen, of de vleugel laten hangen zijn meestal de eerst zichtbare verschijnselen. Daarna volgen vermageren, geen eetlust, niet meer kunnen vliegen, draaien met de kop, apathie en sterfte.
Er zijn twee manieren om de ziekte te aan te tonen, via mestonderzoek en via bloedonderzoek. Bij bloedonderzoek wordt er gekeken of de duif antistoffen tegen de bacterie heeft, is dit het geval dan is de duif in contact geweest met de bacterie. Als dit onderzoek gebeurd moet je wel zeker weten dat de duif in het verleden niet geënt is geweest tegen paratyfus, omdat dan de antistoffen ook afkomstig kunnen zijn van de enting.
Meestal wordt de besmetting dan ook via de mest aangetoond. Hiervoor moet vijf dagen achtereen een beetje mest verzameld worden. Dit wordt gemengd en onderzocht. Wordt paratyfus vastgesteld dan is de behandeling niet eenvoudig. Vaak is het het beste alle duiven die ziekteverschijnselen vertonen van het hok te verwijderen. Dit is een harde maatregel maar noodzakelijk om de gehele kolonie weer gezond te krijgen. Daarna dient het hok grondig gereinigd en ontsmet te worden. Wordt er gekweekt dan kun je hier het beste mee stoppen. Daarnaast moet bij de overgebleven duiven een behandeling worden gestart. Veelal zal de dierenarts antibiotica voorschrijven. Een enting kan eveneens behulpzaam zijn bij de bestrijding van de ziekte.
Enten tegen paratyfus is mogelijk, maar blijkt niet altijd succesvol. Dit komt mogelijk ook omdat meestal niet het vaccinatievoorschrift wordt gevolgd. Bij het vaccinatievoorschrift is namelijk sprake van een basisvaccinatie dat wil zeggen dat de duiven 4 weken na de eerste vaccinatie nogmaals geënt moeten worden. Vervolgens moeten de duiven iedere zes maanden opnieuw gevaccineerd worden. Een ander probleem kan zijn dat als de duiven de bacterie bij zich hebben zonder dat ze er ziek van zijn, de vaccinatie ervoor kan zorgen dat de duiven juist wel ziek worden van de al aanwezige bacteriën. Dus voordat er geënt wordt moet je er zeker van zijn dat de duiven de bacterie niet bij zich dragen.
In verband met de kosten en de mogelijke problemen geven veel liefhebbers daarom hun duiven in de winter een antibiotica behandeling zonder te weten of hun duiven de bacterie wel bij zich dragen. Als daarbij ook nog het hok grondig ontsmet wordt dan lijkt dit een goed systeem. Naast de eventueel aanwezige paratyfus bacteriën worden echter ook veel andere bacteriën in de darm gedood, bijvoorbeeld E. coli. Na de behandeling worden de darmen weer opnieuw gekoloniseerd door allerlei bacteriën, maar daar kunnen ook slechte varianten van bacteriën bijzitten die eerst geen kans hadden. Verder werkt onnodig antibioticagebruik resistentie in de hand. Dit wil zeggen dat de bacteriën ongevoelig worden voor het antibioticum. Dit kan tot grote problemen leiden bij duiven of andere diersoorten en zelfs mensen. Daarom nooit zomaar antibiotica geven, maar eerst overleggen met een (duiven)dierenarts.

Paramyxo
Het paramyxovirus sloeg in de winter van 1982/1983 voor het eerst toe in Nederland en België. Eind jaren negentig van de vorige eeuw kon worden waargenomen dat de infecties ernstiger verliepen. Deze verhoogde virulentie gaf meer dan voorheen ernstige sterfte te zien, soms van meer dan 50% van de aangetaste duiven. Het ziektebeeld blijft niet constant en daarom wordt niet altijd tijdig de (juiste) diagnose gesteld. Aanvankelijk waren de symptomen dat duiven met hun kop trilden en draainekken lieten zien en naast het voer pikten. Na jaren waren de belangrijkste symptomen heel veel drinken met waterdunne mest. Vaak bleven de duiven gewoon vliegen. We zien nu dat de duiven ernstige vormen van apathie laten zien, soms zo ernstig dat ze de drinkbak niet meer kunnen vinden. Evenwichtsstoornissen worden bijna niet meer gezien omdat de ziekte veel sneller lijkt te verlopen. De duiven kijken op een vreemde manier uit de ogen en reageren vreemd.
Er is curatief weinig te doen bij een uitbraak. Onmiddellijk enten wordt wel aanbevolen. Geef de duiven geen beperking van drinkwater en aangezien ze de drinkbak vaak niet meer weten te vinden stop de duiven met hun hoofd in de drinkbak. Geef de duiven rust en laat ze niet vliegen. Zorg voor voeding met een niet te hoog eiwitgehalte en geef extra vitaminen en essentiële aminozuren.
Tegen het paramyxovirus kan geënt worden. Voor deelname aan wedvluchten en tentoonstellingen is dat zelfs verplicht. Gezien de ernst van de ziekte moeten we gewoon alle duiven enten. Met jonge duiven moeten we niet te lang wachten. De eerste weken is de jonge duif nog beschermd door de antistoffen die ze van de moeder heeft meegekregen, maar daarna is ze gevoelig voor de ziekte. Een te vroege enting kan als gevolg hebben dat de werking van de entstof wordt gehinderd door de antistoffen van de moeder. Een te late enting kan risico’s geven omdat de duif dan lange tijd onbeschermd is. Een enting rond de vier tot vijf weken lijkt een veilige weg en een herhalingsenting bij jonge duiven is zonder meer aan te bevelen. De incubatietijd kan wel tot zes weken bedragen, kijk daarom uit met aankoop van niet geënte jonge duiven. We mogen het paramyxovirus niet onderschatten. Jaarlijks blijken er nog vele uitbraken te zijn, vooral bij zomer en late jongen die niet meer worden ingezet voor wedvluchten. Neem ook voor deze duiven de volle verantwoordelijkheid en laat ze enten.

Adenovirus
Bij het adenovirus kennen we bij onze duiven twee vormen van verschijnselen veroorzaakt door het adenovirus die we dan ook afzonderlijk zullen behandelen. Beide vormen worden echter veroorzaakt door hetzelfde virus. Het is echter nog niet duidelijk wanneer welke vorm optreedt.
Adenovirus type 1
Deze vorm ven verschijnselen komt vrijwel alleen voor bij jonge duiven. Zijn de duiven eenmaal ouder dan één jaar dan blijken ze deze vorm niet meer te kunnen krijgen. Bij deze vorm tast het virus de conditie van de jonge duiven sterk aan. De mest is niet meer vast maar verandert in een waterige en stinkende diarree met een geelgroene kleur. Ook braken de duiven en leiden aan gewichtsverlies. De ziekte komt nog veel voor. Vooral in de maand juni is er een piek. Buiten de maanden april tot en met juli zien we nog maar nauwelijks gevallen. Normaal gesproken worden alle duiven binnen een paar dagen ziek, maar de duiven zullen er na een week of twee weer gezond uitzien. Soms kunnen er ook bacteriële neveninfecties optreden waardoor de duiven nog zieker kunnen worden en zelfs doodgaan. In dit geval kan de dierenarts medicijnen geven tegen de bacteriën. Tegen het virus zelf bestaan geen medicijnen. Bedenk wel dat meestal de prestaties nog enkele weken wat minder zullen zijn als de duif weer klachtenvrij is.
Adenovirus type 2
Deze vorm van het virus komt het hele jaar voor en kan duiven van alle leeftijden aantasten. De duiven kunnen heel snel sterven aan dit virus en wel binnen 12 tot 48 uur. Meestal heb je dan nog niets gezien aan de duiven. Af en toe is gele mest en/of braken te zien. De mortaliteit oftewel sterfte kan hoog liggen en wel 30% of hoger. Wat opvalt is dat er duiven zijn die op een hok zitten met een uitbraak van het adenovirus type 2 niet dood gaan, helemaal gezond blijven. Zelfs in het nest liggende jongen van zieke duiven kunnen gezond blijven. Plotselinge sterfte van duiven van alle leeftijden is dus een belangrijke aanwijzing dat dit type virus heeft toegeslagen. Zeker als voorafgaand braken en diarree is vastgesteld. Bedenk echter wel dat ook andere oorzaken tot plotselinge sterfte kunnen leiden bijvoorbeeld vergiftigingen of paratyfus.

Coccidiose
Coccidiose is een vorm van darmontsteking veroorzaakt door eencellige parasieten, de coccidieën. Deze parasiet komt bij vele vogels en zoogdieren voor en ze zijn soortspecifiek. Dit wil zeggen dat iedere vogel zo zijn eigen soort of soorten van coccidieën heeft. De duif is gastheer van twee soorten coccidieën, Eimeria labbeana en Eimaria columbarum.
Het eerste stadium van de coccidieën zijn de oöcysten. Deze bevinden zich in de mest van besmette duiven. Via de mest komen ze uit de darmen van de besmette duif en in dat stadium zijn ze ongevaarlijk. Maar eenmaal in de buitenlucht begint een rijpingsproces. In een warme en vochtige zuurstofrijke omgeving rijpen ze in twee tot drie dagen, bij kouder weer duurt dat wat langer. Neemt een duif ze dan weer op dan wordt de wand van dit eitje door de darmsappen opgelost en de parasieten, de coccidieën, komen vrij. Vervolgens zoeken ze dan een cel op van de darmwand en kruipen daar in. Eenmaal in de cel splitsen de coccidieën zich in tweeën, deze delen zich vervolgens weer en dit proces gaat net zo lang door tot de cel openbarst. De vrij gekomen coccieën zoeken allen weer een nieuwe cel op dringen daar binnen en het delingsproces begint weer opnieuw. Als gevolg hiervan kan de darmwand ernstig beschadigd raken. Na gevolg van tijd ontstaan er mannelijke en vrouwelijke coccidieën die zich met elkaar versmelten. Na de versmelting vormt zich een wandje en dit eitje is dan weer een nieuwe oöcyste die via de mest weer het lichaam verlaat om na het rijpingsproces weer opgenomen te kunnen worden.
Bij ernstige gevallen kunnen de vernielingen van de darmen leiden tot een flinke diarree die vooral bij jonge duiven ernstig kan zijn. Vooral jonge duiven in de nestschotel kunnen flink worden aangetast. Naast diarree zien we dan een sterke afname van gewicht, Bij gespeende jongen verloopt de ziekte wat milder maar de duiven zijn toch duidelijk ziek. Volwassen duiven zijn vrijwel altijd in zeer lichte mate besmet maar hebben daar meestal niet onder te lijden. Als de omstandigheden voor de oöcysten gunstig zijn, zoals dakgoten en vochtige mest, dan kunnen de duiven maandenlang hierdoor besmet worden. Een continu droog hok waarin zonlicht kan binnendringen is vanuit het oogpunt van preventie dan ook heel goed evenals een goede hygiëne waarbij de brander niet mag ontbreken. Bij hokken waarop vaak coccidiose wordt geconstateerd is het noodzakelijk om maatregelen te treffen die het hok of vochtige plekken in het hok droog maken. Er moet alleen behandeld worden wanneer er veel oöcysten in de mest gevonden worden, bij een enkele oöcyste hoef je niets te doen. Dit gaat vanzelf over. Bij behandeling van coccidiose moeten alle duiven betrokken worden en de behandeling moet gecombineerd worden met een grote mate van hygiëne op het hok.

Bron
De moderne duivencoach, Ton Ebben, Leo van der Waart, 2011

Houderij Richtlijnen