Samenvatting: Scheiden van dieren: de juridische aspecten (samenvatting)
In 1992 is de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) in werking getreden. Dit is een kaderwet die verder uitgewerkt kan worden in nadere uitvoeringsregelgeving. Vooral daarin worden dan vervolgens de inhoudelijke normen en regels vastgelegd. Op het gebied van dierenwelzijn zijn veel van deze uitvoeringsregels echter helaas nooit opgesteld. Eén van de regelingen die wél is opgesteld is het Besluit scheiden van dieren (1996).
Dit besluit is relatief eenvoudig van opzet. De totale regeling telt ‘slechts’ vijf artikelen. Hierin worden een aantal diersoorten aangewezen, gekoppeld aan een leeftijd waarop deze dieren van het moederdier mogen worden gescheiden. Naast hond, kat en konijn zijn een zevental apensoorten aangewezen. In totaal derhalve tien diersoorten.
De indruk van de Dierenbescherming is dat de inhoud van het Besluit goed bekend is bij de sector cq. degenen die zich bezig houden met het fokken van de betreffende diersoorten.
Dat het Besluit eenvoudig van opzet is, is op zichzelf natuurlijk te waarderen. Toch ziet de Dierenbescherming hierin ook nadelen. Zo is het aantal aangewezen (huis)diersoorten wel erg beperkt. Ook voorziet het Besluit slechts beperkt in uitzonderingsmogelijkheden, wat het moeilijk maakt rekening te houden met bijvoorbeeld de situatie van het individuele dier en met nieuwe wetenschappelijke inzichten.
De Dierenbescherming zou in ieder geval graag zien, dat aan het Besluit meer (huis)diersoorten worden toegevoegd. Liefst ‘zo breed mogelijk’, maar praktisch gezien eerst en vooral warmbloedigen. Gekeken naar noodzakelijkheid zouden fretten en grote papagaai-achtigen hierbij prioriteit moeten krijgen.
Er zijn suggesties om voor wat betreft katten de leeftijd in het Besluit te verhogen naar 12-13 weken (is nu 7 weken). Op zichzelf vindt de Dierenbescherming dit een sympathieke suggestie. Wel dient opgemerkt te worden dat raskattenfokkers in het algemeen al een (nog) langere termijn hanteren. De vraag is dan aan de orde in hoeverre een nieuwe norm ook voor het ‘grote publiek’ (her)kenbaar zal zijn? Daarnaast is het in het Besluit op dit moment mogelijk om af te wijken van de gestelde termijn indien dit noodzakelijk is met het oog op de gezondheid en het welzijn van het dier of het ouderdier. De Dierenbescherming acht het behoud van deze uitzondering noodzakelijk met het oog op katten (lees: kittens) in een opvangsituatie/asiel. Een eventuele verhoging van de leeftijd in het Besluit mag aan deze praktijk dan ook geen afbreuk doen.
Het is bij dit alles belangrijk te weten dat de huidige Gezondheids- en welzijnswet voor dieren hoogstwaarschijnlijk gaat verdwijnen. Deze wet gaat namelijk op in de nieuwe Wet dieren, die op 15 december 2009 is aangenomen door de Tweede kamer en die nu in behandeling is bij de Eerste Kamer. Inwerkingtreding is vooralsnog voorzien voor medio 2011.
Ervan uitgaande dat de Eerste Kamer in zal stemmen met deze nieuwe wet, betekent dit tevens dat de bestaande uitvoeringsregelgeving op enig moment vervangen zal worden door nieuwe regelgeving. Oftewel, het huidige Besluit scheiden van dieren zal gaan verdwijnen. Mogelijk wordt de nieuwe regeling tegelijkertijd van kracht met de Wet dieren zelf, dus op zijn vroegst ook medio 2011. Ter geruststelling; tot een vervangend besluit in werking treedt blijft de huidige regeling in ieder geval ‘gewoon’ in werking.
Recent heeft het Ministerie van LNV drie concept-regelingen gepresenteerd in het kader van een consultatie-ronde bij diverse relevante partijen en organisaties. Daaronder is een ‘Besluit houdende regels met betrekking tot houders van dieren’. Hierin worden een aantal van de huidige uitvoeringsbesluiten gebundeld…waaronder het Besluit scheiden van dieren.
In dit nieuwe besluit staat vooralsnog in artikel 1.18 geregeld; ‘scheiden van honden, konijnen, katten en apen’. Op het eerste gezicht lijkt het artikel een samenvoeging van de huidige artikelen 2 (aanwijzing soorten) en artikel 3 (leeftijden) van het Besluit scheiden van dieren. Er lijken géén inhoudelijke wijzigingen voorzien.
Voor wie wijzigingen in de regelgeving over het scheiden van dieren zou willen bepleiten, is het echter van belang rekening te houden met deze ontwikkelingen. Het lijkt in ieder geval meer zin te hebben wijzigingen te bepleiten in het kader van de nieuwe Wet dieren. Sterker nog, misschien is het verschijnen van een nieuwe concept-regeling nu juist het aangewezen moment om hierop actie te ondernemen?!
mr. C.W. Ripmeester (senior juridisch beleidsmedewerker Dierenbescherming)