Samenvatting: Spelen met genen ; De (ras)hondenfokkerij in de 21ste eeuw’

Darwin’s ‘Origins of species’ werd 150 jaar geleden gepubliceerd in een tijd dat de wetenschap steeds meer verklaringen ontdekte voor de mysteriën van het leven en dat door nieuwe technische uitvindingen de industrie in opkomst kwam. Tegen de achtergrond van deze industrialisering werd rond 1900 door rijke elite het kwaliteitsproduct ‘rashond’ ontwikkeld doormiddel van een kwaliteitsstandaard, het hondenstamboek en regels voor tentoonstellingen en kampioenschappen. De uiterlijke kenmerken van de toen voorkomende rashonden werden alle in detail in een rasstandaard omschreven door het land van herkomst en daarna internationaal erkend. Om voor inschrijving in het hondenstamboek in aanmerking te komen was het alleen nog toegestaan om met honden van hetzelfde ras te fokken. Vanaf dat moment werden dus de verschillende rashondenpopulaties gesloten en genetisch van elkaar geïsoleerd. Op dat moment kon men de betekenis van dit besluit voor de rashondenfokkerij echter nog niet voorzien. Zoals Mendel experimenteerde met zijn erwten, zo experimenteerde fokkers enthousiast met honden. Fokken was gokken, maar de wetmatigheid van erfelijkheid, maakte gelukkig enige voorspelling van de uitkomst van een bepaalde oudercombinatie mogelijk.

Met het groeien van de welvaart raakt in de 20ste eeuw niet alleen het hebben van een rashond in de mode, maar verschuift ook de blik waarmee naar de rasstandaard van de honden wordt gekeken: kort werd korter tot kortst en bol werd boller tot bolst. Door deze extreme overtypering in combinatie met de stijgende inteelt door het fokken in gesloten populaties viel het kwaliteitsproduct ‘rashond’ gaande weg van haar voetstuk. Gelukkig stond echter ook nu de tijd niet stil en kwam een tegenbeweging op gang. Naast de ontdekking van DNA (1952) en de opkomst van (DNA-)technieken waarmee gaande weg het gedachtegoed van Darwin werden gestaafd, werden preventieve screeningsprogramma’s ontwikkeld. Rasverenigingen stelden onderzoek naar de voor hun ras relevante aandoeningen voor fokdieren verplicht in hun fokreglement. Hierdoor kon de frequentie van een aantal erfelijke aandoeningen als heupdysplasie, elleboogdysplasie en oogaandoeningen, in een groot aantal populaties met succes worden teruggedrongen.

In de 21ste eeuw staat gezondheid en welzijn voor mens en dier hoog op de agenda, maar wordt ook het individueel geluk steeds vaker boven het algemeen belang gezet. De (ras)hondenfokkerij in de 21ste eeuw kent daarom twee gezichten. Richt de maatschappelijke discussie zich veelal op erfelijke aandoeningen bij rashonden, vindt aan de andere kant binnen deze zelfde maatschappij personificatie van honden plaats (met eigen kledinglijn) of worden ze eenvoudig als accessoire of statussymbool gebruikt. Worden rashondenfokkers aan de ene kant gevraagd gezondheid en welzijn voorop te stellen vraagt de consument aan de andere kant op afroep een hondje naar keuze te leveren. Door de beperkte inzet van genen uit de eigen lijn kan een fokker desgewenst de meest schattige kleine hondjes met of zonder haar, staart of waterhoofd blijven produceren. Door de bredere inzet van diverse beschikbare genen, die ondanks de lang gesloten populatie nog bij honden voorkomen kan voorrang worden gegeven aan het produceren van een gezonde hond. Er zal echter een keuze gemaakt moeten worden, want het een gaat nu eenmaal niet samen met het andere.

Anno 2009 is er vrijwel geen technische beperking meer voor DNA onderzoek. De Faculteit Diergeneeskunde is een onderzoek gestart naar de opzet van een DNA-bank voor de rashondenfokkerij. Als rashondenliefhebbers voldoende materiaal aandragen zal het aantal beschikbare diagnostische tests in de komende jaren explosief stijgen. Daarmee kan het spel der genen verder worden verfijnd. Wij zijn inmiddels Darwin ver voorbij maar fokkers weten nog niet goed hoe zij binnen de hedendaagse ethiek de (genetische) kennis voor het behoud van hun ras moeten implementeren Gelukkig zijn we er om elkaar te helpen en zal de rashondenfokkerij in de komende eeuw haar weg vinden in het spel der genen. Dr.

Marjan AE van Hagen is dierenarts en is als Kynologisch medewerker en hoofd Afdeling Gezondheid, Gedrag en Welzijn verbonden aan de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland