mevouw Sacha Gaus

Sacha Gaus,

foto Sacha

Sport & Spel

Sommige mensen vinden hondensporten ´zielig’  of  ‘onnatuurlijk’, zeker als het zoiets is als Doggydancing. Een hond moet niet honderdduizend trucjes hoeven leren, een hond  moet gewoon hond kunnen zijn, vinden ze. Maar wat is ‘gewoon hond’ zijn? Te veel huishonden die ‘gewoon hond’ mogen zijn, hebben maar een bar saai leven. Ze liggen hele dagen een beetje te suffen op hun kleed. Ze wachten: tot ze eten krijgen, tot ze een blokje om mogen, tot de baas aan het eind van de dag even tijd heeft om ze een knuffel te geven, tot er misschien iemand een keer een bal gooit. Dát is pas zielig.

Vrijwel elk bestaand hondenras is ooit door de mens gecreëerd met een specifiek werkdoel. Voor het helpen bij de jacht, voor het hoeden van de kudde, voor eigenlijk alles wat we maar handig vonden en wat honden beter bleken te kunnen dan wij. Daarmee hebben we honden gemaakt die het gewoonweg in hun genen  hebben zitten om te werken, liefst samen met de baas. Dat kan door iets ´natuurlijks´met de hond te gaan doen, zoals speuren of waterwerk, maar dat kan net zo goed door te gaan flyballen, frisbeeën, breitensporten, Canicrossen of Doggydancen.  Er is elke hond wel een sport op het lijf geschreven. Geen tijd of zin om iedere zaterdag met de hond naar sport te gaan? Dan kun je hem net zo makkelijk thuis uitdagen: met leuke denkspelletjes, met steeds moeilijkere zoekopdrachten of met het aanleren van nieuwe trucjes.  Dat is niet zielig, dat is in mijn ogen zelfs een plicht.

Albert Verlinde zocht een hondje voor zijn theatervoorstelling Legally Blonde. Het hondje zou iedere avond samen met Kim Liam op de planken staan. Voor het radioprogramma Cappuccino mocht ik er mijn zegje over doen. Natuurlijk kwam dé vraag: ‘Is dat nou niet zielig?’ Nou nee, zei ik, als het een stabiel hondje is dat het niet eng vindt om in de schijnwerpers te staan en als er positief getraind wordt, is het voor zo´n hond gewoon een uurtje lekker bezig zijn. Moet het diertje in de voorstelling ook nog wat trucjes laten zien (van links naar rechts trippelen, vernuftig op een ministoeltje gaan zitten of bevallig in de armen van de hoofdrolspeelster springen), dan staat het meedoen aan de show zelfs garant voor heel veel heerlijke trainingsmomenten. Zalig toch?  Ik zou als Chihuahua maar wát graag zo´n baantje hebben, als dat het alternatief was voor hele dagen op een arm hangen.

Sacha Gaus

Overtuigingskracht

Een van mijn beste vriendinnen is een beetje een ADHD-typetje. Altijd druk-druk-druk en een tikje nerveus. Toen ze mijn advies vroeg over de aanschaf van twee Jack Russellpuppy´s, zei ik dus dat het me een slecht plan leek. Jackies lijken qua karakter een beetje te veel op mijn vriendin, vind ik. Ik nam uitgebreid de tijd om al mijn argumenten op tafel te leggen: ´Jackies! Twee! Uit hetzelfde nest! Broers!´ Een week later belde ze enthousiast: de hummeltjes lagen achterin de auto en ze waren echt zó schattig!

Een andere vriendin was zwanger van haar eerste kindje en had haar oog laten vallen op een Berner Sennenpuppy. Net geboren, dus als haar kindje een week of twee zou zijn, zou het hondje al in huis komen en dan konden die twee samen opgroeien. Vond ik dat ook geen geweldig idee? Nee, dat vond ik niet en weer legde ik uitgebreid uit waarom niet: ´een puppy kost veel tijd, een baby ook, het is echt zwaar, onderschat het niet, doe het niet, wacht een jaar!´ Juist. Het Berner Sennenpuppy kwam toen het dochtertje van mijn vriendin krap een week oud was.

Een goede bekende werd verliefd op de foto van een hond uit het buitenland. De omschrijving meldde dat de hond angstig was en een liefdevolle en vooral heel geduldige baas nodig had. Mijn kennis is een schat, heus, maar geduld is niet haar sterkste kant. Ik nam dus een middagje de tijd om haar het avontuur af te raden. U voelt ´m al aankomen? Precies: de hond woont nu bij haar.

Een andere kennis liet een aan oren en staart gecoupeerd Dobermannpuppy uit Duitsland komen. Ondanks een uitgebreide discussie bleef hij bij zijn standpunt dat zulke jonge hondjes geen pijn voelen. Mijn kennis is ook in andere  opzichten van de oude stempel: een hond heeft te luisteren, is het niet goedschiks, dan kwaadschiks. Ik vertelde dat het tegenwoordig echt anders kan en raadde een goeie puppycursus aan. Helaas… de hond is nu bijna een jaar en heeft nog nooit een hondenschool van dichtbij gezien. Recent begreep ik dat de hond thuis problemen begint te veroorzaken: hij gromt als hij gecorrigeerd wordt. Het allerliefst zou ik mijn kennis nu gaan uitleggen hoe dat komt en hoe het wél moet, maar ik ben bang dat het weinig zin zal hebben. Ik denk dat ik het boek van mijn vader ´Agressie van honden, begrijpen, voorkomen en oplossen´ maar aan ´m geef. Misschien dat-ie het leest. En misschien heeft mijn vader meer overtuigingskracht.

Sacha Gaus

Op de bon

Een puppycoach van de geleidehondenschool van mijn broer Serge sprak me aan: hij was door een stadswacht op de bon geslingerd omdat hij zijn puppy onaangelijnd mee naar het park had genomen. Hij had nog aan de man uitgelegd dat het geleidehondje in spé pas 13 weken was en hij had nog laten zien dat het hondje perfect kwam zodra hij werd geroepen, maar daar had de wetsdienaar niets mee te maken. Ik kan daar altijd een beetje boos van worden. En tegelijkertijd word ik er een beetje lacherig van. Ik krijg visioenen van een overijverige ambtenaar die zichzelf en zijn taken héél serieus neemt en stel me voor wat hij ´s avonds aan de keukentafel verteld. `Nou, zóóó, kijk, met mij valt natuurlijk niet te spotten, dus ik heb die hondeneigenaar eens even flink de waarheid verteld!` Ach, natuurlijk hoort iedere burger zich aan de wet te houden en natuurlijk doet die man ook maar zijn werk, maar… Een puppy? Van 13 weken? De wet is de wet, maar als er nou overduidelijk geen gevaar voor de omgeving is, moet die wet dan per se worden gehandhaafd? Ik adviseerde de puppycoach om de zaak te laten voorkomen, in de hoop dat een rechter het belachelijke van de zaak ook wel zou inzien.

Een week of wat erna stond er ineens een stukje in de krant: ´vrijspraak voor onaangelijnde hond`. Dat leek goed nieuws, maar gaandeweg het lezen werd ik minder blij. Het bleek dat de aanvankelijk beboete eigenaar zijn hond aan een elektronische halsband had uitgelaten en dat de rechter had geoordeeld dat de man ‘aan de strekking van het voorschrift van aanlijning had voldaan omdat hij de vereiste controle over zijn hond kon uitoefenen met elektronische aanlijning´. Van zo´n bericht word ik natuurlijk helemaal niet lacherig. Van zo´n bericht word ik ronduit boos. Ik vecht al jaren tegen het gebruik van de elektronische halsband, ik vind dat het onding verboden zou moeten worden, maar ineens is er nu een rechterlijke uitspraak die stelt dat het een geaccepteerd alternatief is voor het gebruik van een riem. Dat `dat de eigenaar de vereiste controle kan uitoefenen met zo´n elektronische aanlijning` hoeft natuurlijk helemaal niet waar te zijn, dat weten u en ik als de beste, maar de rechter oordeelt anders. Ik vrees dat het zal leiden tot een massale run op elektronische halsbanden.

Wel interessant is het feit dat de wet kennelijk niet altijd heel letterlijk genomen wordt door de rechter. Hij heeft niet geoordeeld op de exacte wetstekst, maar hij heeft geïnterpreteerd wat de bedoeling van die wet zal zijn geweest toen deze werd opgeschreven. Kennelijk is die interpretatie dat een eigenaar controle over zijn hond moet kunnen uitoefenen. Dat biedt hoop voor de uitspraak in de rechtszaak die de puppycoach heeft aangespannen. Hij heeft zo´n goede band met zijn puppy dat het hondje altijd als een speer komt aanrennen als het wordt geroepen. Hoeveel controle wilt u hebben, meneer de rechter?

Sacha Gaus

Houden van dieren

Er is een Nederlandse wet in de maak waarin gedefinieerd wordt wat dierenmishandeling is. Het schoppen van een dier valt binnen die nieuwe wet onder dierenmishandeling. Ook het slaan van een dier met letsel tot gevolg is straks verboden. Die toevoeging is mij overigens een raadsel. Slaan zónder letsel mag wél?

Volgens die nieuwe wet mag het toedienen van stroomstoot niet meer. Dat was eerder niet verboden, dus dat is een winstpunt. Ware het niet dat in de toelichting op de wet staat dat een stroomband onder deskundige begeleiding wél mag als deze dient om ongewenst gedrag af te leren. Dat baart me zorgen. Want wat is ongewenst gedrag? Niet snel genoeg ´lossen´ bij pakwerk wordt door trainers als ongewenst beschouwd, maar een stroomband inzetten vanwege de ´hobby van de baas´ lijkt mij volstrekt onethisch. Als stroombanden dan toch in uitzonderingsgevallen moeten mogen, specificeer dan ‘ongewenst gedrag’: alleen als het gaat om maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag, bijvoorbeeld. Maar dan zijn we er nog niet. Zo weten we dat een hond meestal agressie inzet als hij eigenlijk bang is. En we weten ook dat angst toeneemt door correcties. Wat me brengt bij de volgende vraag: wat is deskundige begeleiding? Iemand die deskundig is, weet dat stroombanden vaak averechts werken én dat andere middelen eerlijker en effectiever zijn.

De definitie van dierenmishandeling… het is kennelijk allemaal zo eenvoudig nog niet. Van sommige dingen vinden we allemaal dat ze niet moeten mogen, van andere liggen de meningen veel genuanceerder. Zo was ik niet zo lang geleden aanwezig op een vakbeurs waar een ´Groomers has it´ werd georganiseerd, een wedstrijd gestoeld op het populaire televisieprogramma waarin Amerikaanse hondentrimmers het tegen elkaar opnemen. De wedstrijd was er een met een kwinkslag, het draaide om welke trimmer het mooiste ´bruidje´ kon maken van de hond op tafel. Grappig natuurlijk, en de omstanders hadden er overduidelijk plezier in. De honden niet. Ik zag ze hun houding verlagen, hun staart tussen hun poten stoppen, hun oren plat leggen, hun ogen wegdraaien. Tot overmaat van ramp werd de winnaar gekozen door de mensen in het publiek het hardst te laten klappen voor degene die het beste gepresteerd had. Weer iets wat wij mensen prachtig vinden, maar waar honden doodongelukkig van worden…

Zoveel vakmensen bij elkaar, allemaal met passie voor honden, die een dergelijk evenement echt leuk vinden. Kijken ze dan niet naar die honden? Jawel natuurlijk, maar anders dan ik. Ze kijken naar de mooi gestylde vacht, naar de keurig geknipte nageltjes en – bij deze wedstrijd – naar de kwikjes en strikjes. Het moet gezegd: die waren met de nodige creativiteit aangebracht en het resultaat wás spectaculair. Het gedrag van de hond op tafel werd of niet gezien of was kennelijk van ondergeschikt belang.

Het zou niet moeten mogen, vind ik. Maar vat dat maar eens in een wet.

Sacha Gaus

Cesar Millan

In het programma Pauw en Witteman werd mijn vader om zijn mening gevraagd over de door Cesar Millan gebruikte methoden om honden op te voeden. Mijn vader zei vrij ongezouten – tijd voor nuances is er op televisie meestal niet – dat hij gruwde van de dingen die hij van Cesar Millan had gezien. Dat hij heel veel angst waarnam bij de honden in de tv-programma’s en dat hij er gewoon bijna niet naar kon blijven kijken als hij dat zag. Ik was trots op mijn vader, megatrots.  Hij stond voor wat hij vindt, ondanks dat hij vooraf wist dat Cesar Millan heel veel fans heeft en dat hij die allemaal over zich heen zou krijgen. De extreme toon van de haatmails en de heftige dingen die op het internet over mijn vader werden gezegd, vielen hem echter toch rauw op zijn dak. Diezelfde week had mijn vader in een radio-interview gezegd dat hij respect heeft voor Cesar Millan en dat hij onder de indruk is van de enorme hoeveelheden mensen die deze Mexicaanse hondentrainer weet te bereiken. Dat de man veel goed doet, waaronder eigenaren duidelijk maken dat zij verantwoordelijk zijn voor het welbevinden van hun hond. Ook naar aanleiding van dát interview ontving mijn vader ontzettend veel haatmails, nu natuurlijk juist van de mensen die anti Cesar Millan zijn. Ook van de toon van veel van die mails lusten de honden geen brood.

Er zit kennelijk weinig tussen in: je bent of vóór Cesar Millan en dan vind je werkelijk alles wat de man doet en zegt geweldig, of je bent tegen en dan deugt er ook helemaal niks. Ikzelf ben nogal geneigd tot de laatste groep te horen. Tuurlijk, ik zie echt wel dat hij eigenaren duidelijk maakt dat een hond geen minimensje is waarmee je voortdurend kunt overleggen, maar dat een hond recht heeft op een honds bestaan,  op leiding en duidelijkheid. Maar als ik vervolgens zie hóe hij die honden meent duidelijkheid te moeten geven en wat dat doet met de emoties van honden, dan kan ik gewoonweg echt het goede van Cesar Millan haast niet meer zien.  Ik heb al mijn verstand en kracht nodig om het – in mijn ogen – slechte van het goede te blijven scheiden. Ik kan dat wellicht het beste duidelijk maken met een voorbeeld uit de mensenwereld: jaren was ik goed bevriend met een vrouw waarmee ik kon lachen en huilen en uren filosoferen over het leven. Tot we beiden kinderen kregen en zij van het ‘wie niet horen wil, moet maar voelen’-type bleek te zijn. Ze houdt echt zielsveel van haar kinderen, maar is er van overtuigd dat dit dé manier is om ze groot te brengen. Hoe leuk ik haar ook vind, hoe overtuigd ik ook ben van haar oprechte bedoelingen: ik kan geen vriendinnen meer met haar zijn. Ik weet dat ze haar kinderen slaat – niet te hard, het is de zogenaamde ‘pedagogische tik’,  ze zijn het na een tijdje echt wel weer vergeten, ze houden nog altijd van hun moeder – en ik kan daar niet mee omgaan. Ja, haar kinderen luisteren bij de eerste kik, je zou kunnen zeggen dat ze keurig zijn opgevoed. Maar tegelijkertijd zijn het kinderen die in elkaar krimpen als ze per ongeluk een glas limonade omgooien. Ze houden hun armen gebogen over hun hoofd als ze vergeten hun vieze schoenen uit te doen en zien dat hun moeder de moddersporen ontwaart. En ze kunnen hun ogen niet geloven – en durven zeker niet mee te doen – als ik met mijn zoon een kussengevecht houd met de kussens van de ‘nette’ bank. Straf werkt wel, dat hoeven we met z’n allen niet te ontkennen. Maar ten koste van wat? Mijn vroegere vriendin noemt haar opvoedingstijl liefdevol, rechtvaardig en duidelijk. Tsja, wie kan daar op tegen zijn? Van Cesar Millan moet je een ‘calm and assertive leader’ zijn. Ook met die woorden is niets mis en met zijn intenties waarschijnlijk ook niet. Het zijn dan ook niet de woorden, maar de daden waarvan mijn hart soms omdraait.

Sacha Gaus

Welzijn vanuit het dier bezien

Welzijn vanuit het dier bezien Als het gaat om welzijn van dieren, wordt er vaak verwezen naar de zogenaamde vijf vrijheden van Brambell:

Dieren zijn vrij:
1. van dorst, honger en onjuiste voeding;
2. van fysiek en fysiologisch ongerief;
3. van pijn, verwondingen en ziektes;
4. van angst en chronische stress;
5. om hun natuurlijk (soorteigen) gedrag te vertonen.

Aan die vijf vrijheden heb je natuurlijk alleen iets als je je voldoende verdiept in de diersoort. Mijn buren houden fretten. Ik vind dat ze er gelukkig en gezond uitzien, maar misschien zijn ze wel zo gestrest als een aap. Weet ik veel, want ik weet niet hoe stress bij fretten zich manifesteert. Een kennis van me vertelde dat ze ooit verschrikkelijk uit haar slof was geschoten tegen iemand die een vogelspin in een ‘veel te klein bakkie’ hield, maar later haar excuses had moeten aanbieden omdat ze erachter kwam dat vogelspinnen zich juist onveilig voelen in een te grote ruimte. Mijn buurmeisje had drie visjes in een aquarium: een stelletje dat bij elkaar hoorde en een visje dat helemaal alleen zwom. Ik vond dat zielig, tot ik erachter kwam dat die eenzame vis een zogenaamde solitaire vis was die andere vissoorten gedoogd, maar z´n eigen soort meteen het aquarium uit vecht. Kortom: als je te weinig weet over het soorteigen gedrag van een dier, kun je ook niet beoordelen of er aan de vijf vrijheden wordt voldaan. Trouwens: eigenlijk zijn deze vijf vrijheden niet afkomstig van Brambell. Het rapport over dierenwelzijn van het Brambell Comité uit 1965 vormde weliswaar de basis, maar het was het Farm Animal Welfare Council (FAWC) die de lijst van vijf vrijheden eind jaren ‘70 opstelde. Tegenwoordig mogen die vijf vrijheden misschien klinken als een open deur, maar indertijd waren ze behoorlijk vernieuwend. Het heeft daarom even geduurd voordat ze in wetgeving doordrongen, maar de laatste jaren hebben ze wel degelijk geleid tot verbetering van het dierenwelzijn, met name van consumptiedieren en dierentuindieren. Toch zijn we nog lang niet daar waar we wezen willen. En dat komt misschien wel doordat de lijst van vijf vrijheden goedbeschouwd best negatief geformuleerd is: alleen punt vijf gaat over iets prettigs waartoe een dier in staat moet worden gesteld, de rest gaat uit van nare dingen die het dier niet mag ondervinden. Gelukkig bracht het FAWC in oktober 2009 een nieuw rapport uit. Daarin wordt dierenwelzijn op een heel andere manier dan tot nog toe verwoord: ‘Een gehouden dier moet zijn/haar leven minimaal ervaren als de moeite van het leven waard, liever nog zelfs als een goed leven’. Deze formulering doet weer iets heel vernieuwends: het bekijkt welzijn vanuit het dier. In de formulering zelf ligt al besloten dat iedereen die een dier houdt, zich moet verdiepen in de behoeften van de diersoort. Meer dan dat: niet alleen in de soort, maar zelfs in het individuele dier. Die zienswijze zal het welzijn van dieren hopelijk weer net zo’n ‘boost’ geven als indertijd de vijf vrijheden deden. Laten we alleen hopen dat we er niet weer dertig jaar op moeten wachten.

Sacha Gaus

Antropomorf

Antropomorfiseren, het toedichten van menselijke eigenschappen en emoties aan dieren, is in de wetenschap lange tijd ‘not done’ geweest. Emoties en iets als ‘moraal’ waren voorbehouden aan ons, intelligente mensen. Aardig zijn tegen elkaar, ongelukkig zijn, blij zijn voor een ander: het waren allemaal eigenschappen uniek voor de mens, emoties die dieren niet zouden kunnen hebben. Wetenschappers die daar anders over dachten, werden door hun collega’s met de grond gelijk gemaakt.
De Nederlandse bioloog Frans de Waal werd wereldberoemd door zijn fascinerende onderzoek naar het gedrag van apen. Hij leerde mij dat apen vriendschappen kennen, dat ze net als wij wel eens mot met elkaar hebben en zich weer verzoenen, maar ook dat ze elkaar kunnen troosten. Daarnaast hebben ze een sterk gevoel voor gelijkheid: als je twee apen een opdracht geeft en de een daarvoor een lekkerdere beloning krijgt dan de ander, geeft de achtergestelde aap er al gauw mopperend de brui aan.
Van primaten mag inmiddels, mede dankzij Frans de Waal, hardop worden gezegd dat ze emoties hebben. Bij honden ligt dat net even wat lastiger. Bij veel wetenschappers heerst nog steeds het beeld dat je ze vooral geen menselijke gevoelens mag toedichten. Ik heb dat altijd vreemd gevonden. Ik zie het als mijn hond Janssen blij is. Ik zie het ook als hij teleurgesteld is, omdat hij niet met me mee mag. Ik zie het wanneer hij verwachtingsvol is, en ik zie het wanneer hij er de pest in heeft. Iedereen die zijn hond een beetje kent, ziet dat. Toch werden we door wetenschappers jarenlang voor gek versleten.
Verheugd kan ik u mededelen dat niet wij gek zijn, maar dat de wetenschap fout zat. Uit recent Oostenrijks onderzoek blijkt dat ook honden in staking gaan als ze zien dat een andere hond wel beloond wordt voor het uitvoeren van een trucje, en zijzelf niet. Honden hebben dus een rechtvaardigheidsgevoel! De uitkomst van recent Belgisch onderzoek is minstens zo interessant: honden uit dezelfde roedel blijken zich na een conflict met elkaar te verzoenen door elkaar intens te begroeten en te likken. Nog boeiender: honden die niet actief bij zo’n conflict betrokken waren, bleken het slachtoffer van agressie te gaan troosten. Honden kunnen zich dus ook inleven in de gevoelens van anderen.
Het zou me niet verbazen als in de toekomst uit verder onderzoek zou blijken dat álle emoties van honden gelijk zijn aan die van ons. Antropomorfiseren? Daar is volgens mij niks mis mee. Het toedichten van menselijke eigenschappen en emoties aan honden is per slot van rekening niet hetzelfde als ze behandelen als mens. Een hond heeft het recht als hond behandeld te worden. En het recht dat er rekening wordt gehouden met zijn – nu bewezen – gevoelens!

Sacha Gaus

Argusogen

Een blik kan meer zeggen dan duizend woorden… Als je met iemand praat, kijk je die persoon aan. Verveelt die persoon je, dan gaat je blik ‘dwalen’. Met een neutrale blik die wat vaag om een onbekende heen dwaalt, geef je aan dat je die persoon wel ziet maar verder niets met hem van plan bent. U weet wel, zo’n blik die je gebruikt in de tram of de bus… Een attente blik naar een ander trekt echter onmiddellijk diens aandacht. Niets is zo indringend als direct oogcontact. Alleen verliefde, bange of boze mensen kunnen elkaar recht in de ogen kijken. Direct, starend oogcontact is intimiderend en lokt gemakkelijk een agressieve reactie uit of juist een snel wegkijken ‘om maar niet gezien te worden’ en geen irritatie op te wekken. Ga maar na wat er met u gebeurt als u in een lift stapt waar al een aantal onbekenden in staat. U kijkt waarschijnlijk naar de grond, het plafond of de lichtknopjes. Zo hoort dat, dat is de ongeschreven regel. Kruist uw blik per ongeluk toch die van een ander, dan kijkt u beiden gauw weg. Blijft de ander naar u staren, dan leidt dat bij u op z’n minst tot een hoogst ongemakkelijk gevoel. Maar misschien roept het ook wel uw agressie op: ‘Zeg, heb ik wat van je aan?’
Dat is voor honden net zo. Waar honden naar kijken, heeft hun aandacht. Waar ze naar staren, wekt hun verontrusting. En als ze iemand of een andere hond fixeren, kan die ander maar beter zelf de blik af wenden om daarmee een confrontatie te voorkomen. Staart de ander echter terug, dan is de kans op een aanvaring behoorlijk groot. Het is belangrijk om die kleine signalen van uw hond op te vangen. Een strakke blik richting een fietser kan het begin zijn van het najagen van fietsers. Een korte starende blik naar een passerende hond kan het begin zijn van een vechtpartij. Met aandacht kijken naar de speelkameraadjes van uw kinderen, kan een signaal zijn dat uw hond die vriendjes veel liever ziet gaan dan komen. Als u die eerste signalen herkent, kunt u daar op inspelen door daar heel gericht op te trainen. Alleen dan voorkomt u dat er echt een gedragsprobleem ontstaat. Probleemgedrag ontstaat zelden zomaar, plotseling, vanuit het niets. Er waren vrijwel altijd signalen, er was haast altijd die eerste blik, alleen werd die niet gezien. Ook de blik van uw hond zegt meer dan duizend woorden. Zorg dat u die blik niet onopgemerkt voorbij laat gaan.

Sacha Gaus