Tapirs (Tapiridae)
foto’s volgen
Tapirs hebben gauw last van zonnebrand. Ze zwemmen en duiken graag en kunnen zeer strijdbaar zijn. Met uitzondering van de bergtapirs hebben tapirs behoefte aan warmte.
Huisvesting
Het buitenverblijf moet deelbaar zijn, zodat dieren die elkaar niet verdragen, gescheiden kunnen worden. Ook in het binnenverblijf moet een mogelijkheid zijn om een dier af te scheiden of om een dier alleen in een stal te houden.
Leefruimte
Buitenverblijf: 200 m² per paar of voor maximaal 2 dieren; voor elk volgend dier
50 m² extra.
Binnenverblijf: 15 m² per dier zijn voldoende, als gegarandeerd is, dat de dieren principieel dagelijks uitloop hebben in het buitenverblijf. Wanneer de dieren gedurende meerdere weken alleen op 15 m² per dier gehouden worden, is dat schadelijk voor het welzijn van het dier.
Inrichting
Voor het buitenverblijf is een natuurlijke bodem of zand geschikt, in het binnenverblijf moet een deel van de bodem uit natuurlijke materialen bestaan. Er mag geen stro als bodembedekking gebruikt worden (i.v.m. gevaar voor de gezondheid – darmprolaps)
Zowel in het binnen- als in het buitenverblijf dienen schuurplekken aanwezig te zijn (boomstammen of rotsblokken) en een zand- of modderbad voor de huidverzorging. Verder zijn schaduwplekken vereist. Er dient in ieder geval in elk verblijf een waterbassin aanwezig te zijn van tenminste 10 m² om in baden of een ‘doorloop- bassin’ (met gescheiden in- en uitgang) van tenminste 7,5 m² met een diepte van tenminste 1 meter. Bij lage temperaturen moet minstens 1 verwarmbaar waterbassin beschikbaar zijn. De dagelijkse toegang tot het waterbassin moet gegarandeerd zijn.
Afrastering
Buitenverblijf: Omheining met een hoogte van 1,50 m of greppels of grachten.
Binnenverblijf: Tralie- of scheidingswanden met een hoogte van 1,50 m.
Aangezien tapirs goed kunnen klimmen, mogen er aan de rand van het verblijf geen voorwerpen staan die ontsnappen mogelijk zouden kunnen maken.
Klimaat
In het binnenverblijf dient de temperatuur aangepast te worden aan de buitentemperatuur in de verschillende seizoenen, maar mag in de winter niet onder de 15 °C komen. Vooral de laaglandtapirs zijn erg gevoelig voor kou. Het wordt aanbevolen om ook in de winter regelmatig een kort verblijf in de buitenlucht onder toezicht aan te bieden, of, nog beter, met de mogelijkheid om zelfstandig naar binnen te gaan.
Eisen voor het houden van tapirs
Sociaal gedrag/socialisatie: Tapirs kunnen solitair, in paren of in kleine groepen gehouden worden. Socialisatie met andere zoogdieren en ook met vogels is mogelijk, maar niet in alle gevallen zonder problemen.
Verrijking van de leefomgeving: Door goed ingerichte verblijven met veel mogelijkheden om te verstoppen.
Voeding
Tapirs zijn planteneters, die men gras, hooi, fruit, groentes, twijgen, bladeren en als extra ook krachtvoer kan geven. Er mag geen hooi met harde stengels of stro (welke soort dan ook) worden gegeven, omdat het gevaar van een darmprolaps bestaat. Fruit, groentes en krachtvoer niet in te grote porties en niet te grote stukken geven, eveneens in verband met het gevaar van darmprolaps en verslikken
Verzorging
Mens-dier-interacties: Het trainen voor bijvoorbeeld medische handelingen is mogelijk en zinvol. Bij het vangen en transporteren van tapirs en wanneer ze in een nieuw verblijf gebracht worden moet men voorzichtig te werk gaan. Het wordt aangeraden om valdeuren te gebruiken om de dieren in te vangen. Tapirs kunnen in een massieve hoefdierkist of in een veewagen getransporteerd worden.
Instructies voor de dierenarts: Verkoudheden leiden snel tot diarree. Deze dieren zijn vatbaar voor maag-darmziektes. Verdere instructies hierover onder ‘Inrichting’ en ‘Voeding’.