Rode rattenslang (Elaphe guttata)
Algemeen
De rode rattenslang, ook wel korenslang genoemd, is een wurgslang die veel als huisdier wordt gehouden. Rode rattenslangen zijn relatief gemakkelijk te houden, vrij stressbestendig en nauwelijks agressief. Ze worden ongeveer 110 tot 150 centimeter lang.
In 2002 is een naamsverandering voorgesteld voor de rode rattenslang. De nieuwe naam zou Pantherophis guttatus moeten worden. Hoewel deze nieuwe naam nog niet officieel erkend is, wordt hij al wel gebruikt.
Als u overweegt om een rode rattenslang als huisdier te kopen, is het belangrijk dat u zich van tevoren goed laat informeren.
Verschillende varianten
Van de rode rattenslang zijn twee ondersoorten bekend: Elaphe guttata guttata en Elaphe guttata emoryi. De in gevangenschap gehouden rattenslang is meestal Elaphe guttata guttata. De in het wild voorkomende rode rattenslang is rood, oranje, bruin en zwart gekleurd, met een zwart-wit geblokte buikzijde. In gevangenschap bestaan allerlei kleurvormen.
Natuurlijk gedrag
Van oorsprong komt de rode rattenslang voor in het zuidwesten van de Verenigde Staten en in het noorden van Mexico. Hij leeft vooral in dennenbossen maar ook op landbouwgrond. Hij is ’s avonds en ’s nachts het meest actief en jaagt dan op knaagdieren en soms ook vogels. Daarbij maakt de rode rattenslang gebruik van het orgaan van Jacobson, een reukorgaan dat in het monddak ligt. Daarnaast gebruikt hij zijn gezichtsvermogen waarmee hij vooral goed bewegingen kan waarnemen. Rattenslangen leven solitair.
Huisvesting
Voor een rattenslang heeft u een terrarium met een inhoud van tenminste 75 liter nodig. Kies een bak die niet te laag is want de rattenslang houdt van klimmen. Voor pasgeboren slangen kunt u beter een kleiner terrarium gebruiken omdat de jonge rattenslang zich niet op zijn gemak voelt in een te grote ruimte. De rode rattenslang is een meester in ontsnappen. Het terrarium moet dan ook goed afgesloten kunnen worden. Zet het terrarium op een rustige, trillingsvrije plek en niet in de zon.
In het terrarium moeten verschillende temperatuurzones zijn zodat de slang kan kiezen hoe warm hij wil zitten. Dit kunt u doen met behulp van een warmtelamp of warmtemat aan één zijde van het terrarium. De dagtemperatuur moet tussen 24 en 30 graden Celsius liggen. ’s Nachts mag de temperatuur iets zakken tot ongeveer 21 graden. Voor verlichting kunt u een gewone 60 Watt lamp gebruiken in het warme deel van de bak. Daarnaast is UV-licht nodig voor de aanmaak van vitamine D. Dat geldt overigens niet voor de ‘snow’ kleurvariant: omdat deze slang geen beschermend pigment aanmaakt, mag hij geen UV licht krijgen. UV-lampen gaan vaak niet zo lang mee, controleer hoeveel UV-licht de lamp nog uitzendt of vervang de lamp elke vier maanden. Warme delen moeten afgeschermd worden zodat de slang zich er niet omheen kan wikkelen en verbranden. Gebruik om deze reden ook geen rotsverwarming.
De vochtigheidsgraad in het terrarium moet tussen 40 en 60% liggen.
Op de bodem van het terrarium kunt u papier gebruiken, dit is gemakkelijk te vervangen tijdens het schoonmaken. Ook houtsnippers voldoen goed. Gebruik geen cederhout want dit is giftig. Ook zand is niet geschikt omdat het ingeslikt kan worden, weinig vocht en vuil opneemt en bovendien tussen de schubben kan komen en de huid kan irriteren. Zorg, om stress te voorkomen, voor een aantal schuilplaatsen zodat de slang zich terug kan trekken.
Geef de slang de mogelijkheid tot klimmen door wat schone takken zonder schors in het terrarium aan te brengen. Wilt u planten in het terrarium, dan zijn plastic planten het gemakkelijkst, echte planten gaan kapot of worden uitgegraven.
Een bak met vers drinkwater is altijd nodig. De bak moet groot genoeg zijn voor de slang om er in te kunnen liggen, dit doen ze soms voor ze gaan vervellen.
Verzorgen en hanteren
Het terrarium moet een aantal keer per jaar helemaal worden schoongemaakt. Vervang het bodemmateriaal elke maand. Voor het schoonmaken van het terrarium kunt u water met 10% bleekmiddel gebruiken. Verwijder dit achteraf goed, droog de bak af en laat hem even uitdampen voor u de slang terugzet. Daarnaast dient het drinkwater elke dag verschoond te worden en moeten voedselresten en uitwerpselen verwijderd worden. Controleer ook dagelijks de temperatuur in het terrarium, zowel in het warme als in het koudere deel. Observeer de slang regelmatig zodat u onregelmatigheden bijtijds opmerkt. Het is handig om een registratie bij te houden van wanneer en hoe uw slang eet en vervelt, zodat u afwijkingen kunt herkennen.
Slangen dragen bacteriën bij zich, sommigen daarvan kunnen worden overgedragen op mensen. Een voorbeeld hiervan is Salmonella. Was daarom altijd uw handen nadat u uw slang heeft verzorgd.
De rattenslang is niet gevaarlijk voor mensen en zal, als hij aan mensen gewend is, niet snel bijten. Wen uw rattenslang er dus op jonge leeftijd aan om gehanteerd te worden. Rattenslangen kronkelen zich niet om uw arm zoals sommige andere wurgslangen wel doen. Was voor het hanteren uw handen zodat u niet naar voedsel ruikt. Pak een slang niet vlak bij zijn kop of staart vast. Bij een beet is het verstandig de hand niet terug te trekken, maar te wachten tot de slang loslaat. Desinfecteer vervolgens de wond. Een slang die vervelt, is sneller geïrriteerd en zal sneller bijten. Laat de slang met rust na het eten, anders heeft u kans dat hij zijn eten uitbraakt.
Laat kinderen nooit zonder toezicht een slang hanteren en zorg ervoor dat ze het terrarium niet open kunnen maken als u er niet bij bent. Een beet van een rattenslang is weliswaar niet gevaarlijk maar kan wel degelijk pijn doen. Een verkeerde reactie kan voor zowel het kind als de slang verwondingen opleveren.
Voeding
Rattenslangen kunt u het beste muizen voeren. Een pasgeboren rattenslang zal na vijf tot tien dagen vervellen, daarna kunt u hem voor het eerst voeren met een babymuis. Voer in het begin eens in de drie tot vijf dagen. Naarmate de slang groeit, gaat u over op steeds iets grotere muizen en verlaagt u de voerfrequentie. Een volwassen rattenslang geeft u eens per één tot twee weken volwassen muizen. Vlak voor het vervellen eet de slang soms niet.
De meeste rattenslangen kunnen wennen aan dode voerdieren, zodat u deze diepgevroren kunt inkopen. Laat ze wel goed ontdooien (niet in oven of magnetron!) en op kamertemperatuur komen. Heeft de slang geen interesse, haal de muis dan na een paar uur weg. Voert u levende muizen, laat deze dan nooit zonder toezicht bij de slang omdat ze de slang kunnen verwonden. Heeft u meerdere slangen, voer ze dan apart om te voorkomen dat ze dezelfde prooi pakken. Het kan dan gebeuren dat de ene slang de andere opeet!
Dieren die u zelf vangt, kunnen parasieten en bacteriën bij zich dragen. Koop de voedseldieren daarom altijd bij een fokker of dierenspeciaalzaak. Muizen zijn voor de rattenslang een volledige maaltijd, u hoeft geen extra toevoegingen zoals vitamines te geven.
Zorg ervoor dat de slang altijd over vers drinkwater kan beschikken.
Van jong tot volwassen dier
Het verschil tussen man en vrouw is bij de rattenslang te zien aan de staartwortel, die bij de man dikker is. Daarnaast kan het geslacht bepaald worden door met een sonde de diepte van de geslachtsopening te bepalen, bij het mannetje is deze dieper. Laat dit altijd doen door iemand met ervaring.
Ongeveer 35 tot 60 dagen na de paring worden de eieren gelegd. Eén tot twee weken voor het leggen van de eieren zal het vrouwtje een keer vervellen. Het legsel bestaat uit 5 tot 30 eieren. Deze kunnen bebroed worden bij 26 tot 29 graden Celsius in een broedstoof of een gesloten bak met een vochtigheidsgraad van 80 tot 90%, waar u wel regelmatig wat verse lucht in moet laten. Na 50 tot 70 dagen komen de eieren uit. De pasgeboren jongen zijn zo’n 15 tot 30 centimeter lang.
Na twee tot drie jaar is de rattenslang geslachtsrijp. De leeftijd waarop dat gebeurt, is mede afhankelijk van de hoeveelheid voer die de slang krijgt. De rattenslang blijft zijn hele leven doorgroeien en zal daarom ongeveer zes tot zeven keer per jaar vervellen. Een rattenslang wordt in gevangenschap vaak tenminste vijftien jaar oud maar er zijn ook exemplaren bekend van meer dan twintig jaar.
Ziekten en erfelijke aandoeningen
Gezonde rattenslangen hebben een schone stevige huid zonder mijten, een schone cloaca, ze kijken helder uit de ogen en zijn alert. Slangen kunnen onder andere lijden aan schimmel- of bacteriële infecties, wormen, mondrot, slechte vervelling en legnood. Symptomen die kunnen wijzen op ziekte zijn bijvoorbeeld slecht eten, slecht vervellen, overtollig slijm in de bek, braken, afwijkende ontlasting of afwijkend gedrag. Raadpleeg bij twijfel uw dierenarts.
Was voor en na het hanteren van de slang altijd uw handen om overdracht van ziekten te voorkomen en houd nieuwe dieren in quarantaine.
Benodigde ervaring
Voor het op een verantwoorde wijze houden van dit huisdier is geen specifieke ervaring nodig. De rattenslang is geschikt voor de beginnende slangenhouder. Zorg er wel voor dat u zich van tevoren goed informeert.
Kosten
U kunt een rattenslang kopen bij een gespecialiseerde reptielenzaak, bij kwekers of op beurzen. Een volwassen rode rattenslang kost gemiddeld vanaf 25 tot 100 euro, pasgeboren dieren zijn wat goedkoper. Prijzen zijn onder andere afhankelijk van de leeftijd en de (kleur)variant. Een terrarium van 75 liter kost al gauw vanaf 80 euro, exclusief inrichting. Nestmuizen kosten vanaf 0,25 tot 1 euro per stuk. Daarnaast kunt u voor kosten komen te staan als uw dier onverhoopt ziek wordt.
Bijzonderheden
- Kies een kweekdier en geen wildvangdier. In het wild gevangen exemplaren kunnen ziekten bij zich dragen en zijn niet gewend om in een terrarium te leven. Bovendien is er ruim voldoende aanbod van kweekdieren.
- Ga na of uw gemeente en/of woningbouwvereniging slangen als huisdier toestaat voordat u er een aanschaft.
- Bedenk voor u een slang koopt wie er in uw vakantie voor wil zorgen.
- Sluit u aan bij een vereniging van slangenliefhebbers, hier vindt u ervaren mensen die u kunnen helpen als u vragen heeft of bij het vinden van een dierenarts met verstand van reptielen.
- Laat kinderen niet alleen met huisdieren, en laat hen nooit een rattenslang verzorgen.
Tekst en foto’s: Stichting Herpetofauna