Drs. Fred van der Kolk, dierenarts
Lisa
Een vrouw zette een mandje met een konijn er in op de onderzoekstafel. ‘Ik kom hier voor Lisa’ zei ze.
‘Nou’, zei ik, dat is weer eens iets anders als Flappie, Snuffie of Pluisje, leuke naam voor een konijn.’
Ze keek me aan alsof ik van een andere planeet kwam. ‘Lisa is mijn dochter’, zei ze enigszins verbolgen. Toen pas zag ik dat zich aan haar rok een meisje van een jaar of 5 had vastgeklampt.
Ik voelde de bui hangen. Ik zei: ‘als u voor Lisa komt, ik ben geen kinderarts maar dierenarts, hoor.’
Nee, men kwam toch voor het konijn, dat inderdaad ook nog Flappie heette. Ik vroeg wat er aan de hand was.
‘Nou Lisa, het is jouw konijn, zeg het maar tegen deze meneer.’ (Ik haat het woord meneer in zulke situaties).
‘Flapie is…..ziek’ perste Lisa er verlegen uit. Ik vroeg wat er dan ziek was aan Flappie, maar dat kon Lisa niet coherent uitleggen, en op mijn vragen of hoe lang Flappie al ‘ziek’ was en of hij nog at, dronk of keutelde kon ze me geen antwoord geven.
Daarom wendde ik me tot haar moeder met enkele vragen over Flappie. Weer kwam ik blijkbaar van een andere planeet, want met een expressie van opperste verbazing kreeg ik te horen hoe zij, de moeder, dat nou allemaal moest weten, het was immers Lisa’s konijn.
Maar juist daarom was het heel belangrijk dat ik Flappie weer snel beter maakte. ‘Ja toch, hè Lisa? Meneer moet hem snel weer beter maken, toch’
Ik besloot daarop eerst maar eens Flappie te onderzoeken.
Voor mij stond een broodmager konijntje met een natte mond. De buik voelde te vol aan voor een niet etend konijn. Flappie zat er suf bij, was uitgedroogd en had een ondertemperatuur van 36 graden.
De kans was groot dat hier sprake was van een onopgemerkt gebitsprobleem, waardoor al geruime tijd weinig en uiteindelijk niets werd gegeten. Door pijn in de mond en te weinig eten gaat bij konijnen vaak het maagdarmkanaal stilliggen, hetgeen een levensbedreigende complicatie is. De ondertemperatuur gaf aan dat er maar weinig tijd te verliezen was.
Flappie moest worden opgenomen onder een infraroodlamp, vocht krijgen en, na stabilisering, onderzocht worden naar de oorzaak van de crisis. Daarvoor is een roesje nodig om het gebit goed te kunnen inspecteren en een röntgenfoto om te zien hoe ernstig eventuele gasophopingen in het stilliggende maagdarmkanaal zijn.
Zonodig wordt de gebitsafwijking verholpen en kan Flappie later, met medicatie voor het maagdarmkanaal weer naar huis.
‘Wat gaat me dat… geintje kosten?’, vroeg de moeder. Ik antwoordde dat het hier geen geintje betrof, maar een serieuze crisissituatie. Inclusief het consult zou het onderzoek rond honderdvijftig euro gaan kosten, eventuele medicijnkosten komen daar nog bij. Het gezicht van de moeder betrok direct. Onweer!
Ze zei half fluisterend met haar tanden op elkaar: ‘Isn’t it better that we put him asleep forever?’
Toen richtte ik me weer tot Lisa.
Ik vroeg: ‘Lisa, spreek je Engels? Nee?’
Terwijl het gezicht van haar moeder een andere kleur aannam vervolgde ik: ‘dan zal ik even vertalen wat je moeder net zei…..’
Fred van der Kolk
Jonge konijntjes hebben vijf heel vervelende eigenschappen.
– De eerste is, dat ze er zó schattig uit zien, dat heel jonge mensen zeer overtuigend kunnen zijn in hun dringende wens ze mee naar huis te mogen nemen. Met als gevolg dat er opeens konijnen in huis zijn, waar niemand zich op heeft voorbereid.
– De tweede eigenschap is dat ze gemakkelijk van geslacht kunnen veranderen. Ongeveer 50% van de jonge konijntjes die wij voor het eerst in de kliniek zien, heeft een ander geslacht dan dat ze hadden tijdens de aanschaf.
– Een derde hinderlijke gewoonte is dat vooral dwergkonijntjes de neiging hebben alsmaar door te blijven groeien tot het helemaal geen dwergkonijntjes meer zijn.
– De vierde: jonge konijntjes willen geregeld binnen enkele dagen dood gaan. Hoe komt dat?
Vooral konijntjes uit fokkerijen dragen vaak coccidiose bij zich, een besmettelijke darmparasiet. Het weghalen bij de moeder, daarna het transport naar het verkoopadres, de voerveranderingen en tenslotte ook nog eens de overgang naar de nieuwe eigenaar, veroorzaken bij zo’n diertje zoveel stress, dat de weerstand sterk daalt. Daardoor wordt een sluimerende coccidiose-infectie een acute dodelijke darmontsteking. De diagnose is te stellen door met de microscoop de coccidiose-verwekkers in de ontlasting aan te tonen. Gelukkig is er een eenvoudige en goed werkende therapie tegen coccidiose. Maar dat is voor een aantal konijntjes te laat.
U kunt zich in twee stappen wapenen tegen deze vier hinderlijke eigenschappen van jonge konijntjes?
Ten eerste: schaf ze niet aan voordat u zich goed heeft geïnformeerd over hun specifieke verzorgingsbehoeftes; dus niet terwijl u alleen maar tuinstoelen, bloembollen of ‘huismerk’ hondenvoer wilde kopen.
Ten tweede: koop konijnen op een plaats waar medewerk(st)ers kennis van zaken hebben. Dan zijn de twee mannetjes ook echt twee mannetjes. En dwergkonijnen echte dwergkonijnen. En krijgt u een goed verzorgings- en voedingsadvies. De konijnen komen bij voorkeur niet van konijnenfokkerijen, dat verkleint de kans op coccidiose.
Om deze redenen is een tuincentrum of supermarkt vaak geen ideaal adres. Kijk eens bij een goede speciaalzaak of, liever nog, een konijnenopvang.
En vooral: neem alleen een konijn als u dat zelf ook graag wilt.
– Want de vijfde nare eigenschap van konijntjes is dat ze jonge kinderen slechts kort weten te boeien, maar wel vaak ouder dan tien jaar worden…
Fred van der Kolk
De vlooienplaag is begonnen
Het is afgelopen met de zomerachtige herfst. Buiten is de temperatuur zo’n tien graden gezakt, en met een paar weken zal de eerste nachtvorst wel voorspeld worden. Binnen gaan de kachels aan. Over 6 weken begin de winter.
Wij merken in de kliniek dat het winter wordt altijd aan een toename van jeukklachten bij honden en katten.
Zou dat komen omdat ze dan meer binnen zijn, en daardoor meer last hebben van huis- en stofmijten?
Soms speelt dat een rol, maar meestal is de oorzaak veel banaler: vlooien!
Het is al jaren zo, dat we nauwelijks vlooienplaag meer in de zomer hebben, zoals men wel denkt, maar in juist in de periode november-januari.
In de zomer behandelt bijna iedereen zijn hond en/of kat correct tegen vlooien. Omdat dat van oudsher de vlooienperiode is. Maar uiteindelijk neemt toch de besmetting met vlooieneieren van tuinen, stoepen en straten toe. Dat komt omdat er nu eenmaal altijd mensen zijn die niets aan vlooienbestrijding doen, of dat verkeerd doen.
Dat laatste wordt in de hand gewerkt door vlooiendruppel-merken die claimen 5 weken tot maximaal 3 maanden te werken, maar hooguit 3 weken effectief zijn. Vaak worden die middelen daardoor maar eens per 2-3 maanden toegediend. Dat is geen effectieve bestrijding. Ook zijn er een aantal slecht werkende dumpmerken in de handel. Goedkoop is altijd te duur als het niet werkt.
De eierenpiek wordt bij een zachte nazomer bereikt in oktober. Vervolgens nemen de huisdieren de vlooien mee het huis in. En de eigenaren nemen met hun eigen voetzolen vooral de vlooieneieren mee naar binnen. Daar gaat dan toevallig net de kachel aan en de vlooien kunnen zich binnenshuis gaan vermeerderen. Veel eigenaren stoppen in november met de vlooienbehandeling ‘omdat het dan niet meer hoeft’. Het gevolg is dat we vooral vanaf november, tot grote verbazing van de eigenaars, grote aantallen vlooien op hun huisdier(en) gaan aantreffen.
De eerste honden en katten die onder de vlooien zitten zijn inderdaad al weer langs geweest. Het ultrazachte en vochtige herfstweer brak niet alleen KNMI-records, maar veroorzaakt ook een record aan vlooieneieren om uw huis.
Voorkom een vlooienplaag binnenshuis. Behandel al uw honden en katten het hele jaar door met een goed werkend middel. Vooral ’s winters!
Een goed werkend middel is ook een veilig middel, en daar gaat het helaas geregeld mis.
In veel middelen tegen vlooien en/of teken bij honden zit de stof Permethrin.
Permethrin is echter giftig voor katten, ze kunnen er gemakkelijk dood aan gaan.
Een schat van een dierenarts heeft een enorme, maar onvolledige lijst gemaakt van middelen waar dat Permethrin in zit, om te voorkomen dat katten dat voor hen levensgevaarlijke middel toegediend krijgen. Naar mijn mening echter een volstrekt zinloze actie. Op alle middelen waar Permethrin in zit staat namelijk duidelijk vermeld dat het voor honden is en niet bij katten moet worden gebruikt. Wat wil je nog meer?
Erger is het, dat er nog veel meer middelen aanwezig in de meeste huishoudens die gevaarlijk zijn voor zowel hond als kat, maar waar dat niet op staat vermeld. Schandalig, toch?
Hoewel, is het schandalig dat op verpakkingen van paracetamol, ibuprofen of aspirine nergens staat dat het niet aan honden en katten gegeven moet worden?
Nee, het is schandalig dat de zwakkere broeders onder ons dierenartsen slaapdronken door de telefoon tegen de eigenaar van een hond met pijn zeggen: ’geef maar een paracetamolletje’.
En ronduit stom vind ik het, dat mensen van alles aan hun huisdier geven, zonder enige kennis van zaken. Er zijn nu eenmaal soortspecifieke verschillen tussen de verschillende diersoorten, die er de oorzaak van zijn dat wat veilig of nuttig is voor de één, niet automatisch goed is voor de ander.
Nederland wordt, in tegenstelling tot de reclameboodschap, niet steeds slimmer, maar steeds dommer. Men doet maar wat.
Soms zullen er ook economische motieven spelen.
Nou, wat betreft dat laatste, hierbij een tip: de best werkende vlooienmiddelen zijn meestal het goedkoopst bij de dierenarts!
Fred van der Kolk
Zoekwerk
De leukste momenten in een dierenkliniek zijn die waarbij je een probleem goed oplost. Natuurlijk geldt dat voor gevallen waarbij een ernstig zieke patiënt dank zij een intensieve behandeling of risicovolle ingreep er weer helemaal bovenop komt. Maar het kan ook veel eenvoudiger.
Zo kwamen er onlangs twee dames met een hond die ze verward op straat hadden aangetroffen.
Gelukkig had hij een chip. We kijken dan eerst in ons eigen bestand of het de hond van een cliënt van ons is. Als het baasje er niet bij is lijken immers alle zwarte Laradors toch wel erg veel op elkaar.
Hij was niet bij ons bekend, maar via internet kom je er meestal snel achter in welke database de hond is ingeschreven en hoe je de eigenaar kunt bereiken.
Meestal, want het zat niet echt mee bij deze vondeling. We vonden via de database zijn roepnaam (natuurlijk meteen gecheckt bij de hond zelf, die verbaasd was dat we zomaar zijn naam wisten) en een adres, maar geen telefoonnummer. Dan maar weer op internet gezocht naar het telefoonnummer bij dat adres. Dat was onbekend.
De volgende stap was het bellen van onze buurtcollega’s.
Gelukkig was het raak bij de tweede praktijk die we belden. Daar was het chipnummer bekend. Dat hoorde inderdaad bij een zwarte Labrador met dezelfde roepnaam, maar op een ander woonadres. Gelukkig had die praktijk wel de beschikking over een telefoonnummer, zodat er snel contact kon worden gelegd met de, nog zoekende, eigenaar en een kwartier later waren hond en eigenaar weer blij herenigd. Het bleek dat de hond op weg naar de uitlaatplek uit de auto was gesprongen. De eigenaar was kort geleden verhuisd. Waarom er geen telefoonnummer bekend was is niet duidelijk.
Zaak opgelost en wij hadden weer een ‘leuk moment’.
Uit deze gebeurtenis kunnen we de volgende lessen trekken.
Als uw hond of kat nog niet is gechipt, laat dat nou toch eens doen!
Houd de gegevens actueel, zowel adres als telefoonnummers. Wat dat laatste betreft: vooral een mobiel nummer is zeer nuttig. Veel eigenaren zijn vaak namelijk nog op zoek terwijl hun huisdier al ergens is gestald.
Is uw huisdier reeds gechipt? Check dan voor de aardigheid eens www.chipnummer.nl en kijk of uw gegevens (nog) kloppen.
Fred van der Kolk
Konijn vakantieoppas
Deze bijdrage is geschreven voor degenen die tijdens de vakantie oppassen op één of meer konijnen van buren, vrienden of kennissen. Heel aardig van u….
Maar wist u, dat de meeste konijnen komen te overlijden tijdens het logeren bij de buurman of een goede kennis.
Die buurman of kennis heeft namelijk meestal zelf geen konijn(en), geen kennis van de bijzondere verzorgingsbehoeften van deze dieren en er vaak ook geen affiniteit mee.
Een explosieve situatie dus, die niet zelden leidt tot het bewaren van het konijn in de vriezer tot de eigenaar terugkeert van vakantie.
Daarom geef ik hierbij enkele tips, in de hoop daarmee deze narigheid te kunnen voorkomen.
Een konijn is geen hond of kat, maar een tijdbom. Als een konijn om welke reden dan ook stress, onrust of pijn heeft, niet wil eten of gewoon eens ergens heftig van schrikt, gaat het maagdarmkanaal stilliggen, waarna, zonder behandeling het diertje binnen 48 uur komt te overlijden. Heeft de eigenaar u uitgelegd hoe u die situatie kunt herkennen? Dan doe ik het hierbij.
Zulke konijnen zitten in elkaar gedoken, en/of produceren opeens veel kleinere keutels en/of eten niet of veel minder. Zeker bij meerdere konijnen valt dat niet snel op. En al helemaal niet als u 1 x per dag het voerbakje bijvult. Dat is iets anders als verzorgen.
Bij verzorging hoort ook, zeker ’s zomers, het dagelijks inspecteren van het achterwerk van het konijn. En het reinigen van het verblijf. Het achterwerk en het verblijf horen namelijk schoon en droog te zijn, anders is het een uitnodiging aan de groene vleesvlieg om eieren in de vacht van het konijn af te zetten. Binnen enkele dagen vreten de uitgekomen maden het konijn levend op. Herkent u vliegeneieren?
Een vies achterwerk ontstaat al snel als het konijn te veel zachte ontlasting produceert, hetgeen vaak gebeurt als er te veel, of verkeerd konijnenvoer gegeven wordt. Te veel is meer dan 20 gram voer per kilo lichaamsgewicht, en verkeerd is voer met meerdere kleurtjes. Wist u dat niet? Wat doet dat konijn dan bij u?
Een ander zomers gevaar is de zon; een paar uur in de volle zon is voldoende voor een dodelijke oververhitting.
Ben u misschien toch de eigenaar zelf, die dit leest?
Doe dan uw konijn(en) een plezier, en denk nog eens serieus over voorgenomen logeerplannen na.
Fred van der Kolk
Zorgverplichtingen jegens huisdieren
Dat niet alleen dierenartsen zorgverplichtingen hebben jegens huisdieren illustreert het volgende waargebeurde verhaal.
Er ligt een zwaargewonde duif op straat. Een vleugel hangt er bij en er steken botjes uit.
Volgens de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren is iedereen verplicht een dier in nood hulp te verlenen. Die verplichting geldt dus niet alleen voor dierenartsen, maar ook voor alle lezers van dit stukje en zelfs voor de enkeling die mijn stukjes nooit leest.
Een voorbijganger vindt die duif en biedt hulp door het bellen van de dierenambulance. De ambulance brengt de duif naar een dierenarts, die ook weer verplicht is hulp te verlenen. Die constateert dat de schade aan de vleugel te ernstig is om te behandelen, en euthanaseert het pechvogeltje. De dierenarts rekende een buitengewoon coulante vergoeding van € 15 voor onderzoek en euthanasie en de dierenambulance heeft een vaste ritprijs van € 25.
Tot nu toe gaat alles volgens de regels.
Maar dan blijkt dat de duif een ring draagt, met daarop gegevens waarmee uiteindelijk de eigenaar wordt opgespoord.
Dat is mooi, want de gemaakte kosten komen nu niet ten laste van de dierenbescherming, maar kunnen verhaald worden op die eigenaar. De duivenhouder vond het echter helemaal niet mooi en weigerde, omdat hij geen toestemming voor die onzin had gegeven, te betalen.
‘Die onzin’ kent echter ook bepalingen in de wet. Alleen wordt het daar ‘zaakwaarneming’ genoemd.
Iedere rechtenstudent krijgt in het eerste studiejaar hetzelfde voorbeeld van zaakwaarneming: het laten repareren van een gebroken ruit bij een buurman, die onbereikbaar op vakantie is, op diens kosten.
In dit geval is de duivenhouder die buurman en is de duif de gebroken ruit. Ook hier weer spreekt de wet zich uit in het voordeel van het dier. De eigenaar is namelijk verplicht de kosten die gemaakt zijn voor de duif, waarvan hij onbetwist de eigenaar was, te vergoeden, mits daarvoor niet meer dan gangbare bedragen worden gehanteerd. En zo oordeelde ook de rechter. Omdat het een noodsituatie betrof, hoefde niet eerst afgewacht te worden of de eigenaar opgespoord kon worden. Dat de dierenarts zo’n laag bedrag heeft gerekend is een meevaller voor de duivenhouder, maar de extra € 250 aan griffiekosten e.d. zullen hem nog lang heugen.
Fred van der Kolk
(Incompleet) vers vleesvoer gezond of een ramp voor uw hond/ kat?
Floortje, een Labrador Retriever van nog geen jaar oud had kale schilferende plekken aan haar achterpootjes.
De plekken leken sprekend op de veranderingen die ontstaan bij een infectie met de schurftmijt Demodex. Die infectie zien we vrijwel uitsluitend bij jonge honden en is alleen besmettelijk voor pupjes van een paar dagen oud met een weerstandprobleem.
Deze vorm van schurft noemen we daarom ook wel jonge-hondenschurft. De diagnose is te stellen door wat aangetaste huid af te schrapen en dat onder de microscoop te bekijken. Je ziet dan de mijten. Of niet.
Bij Floortje zagen we ze niet. Soms zijn de mijten bij een geringe infectie moeilijk te vinden. Omdat de infectie zonder behandeling vreselijk kan ontaarden en de huid er uit kan gaan zien als rauw gehakt, is toch reeds een behandeling ingezet ter voorkoming van verergering. Die bestond in eerste instantie uit druppels in de nek, die overigens niet afdoende zijn om de infectie helemaal kwijt te raken. Bij een echte infectie zijn wassingen absoluut noodzakelijk, maar daartoe besluiten we pas als we zeker weten dat die bewuste schurftmijt de oorzaak is.
En daarom is het microscopisch onderzoek na enkele weken herhaald. De plekken waren in grootte en aantal toegenomen; Floortje ging er wat armoedig uit zien. Er was wederom geen mijt te zien onder de microscoop. Dat betekent, dat we, ook al leek het sprekend op een infectie met jonge-hondenschurft, moesten accepteren dat hier iets anders aan de hand was.
Daarom werd vervolgens een schimmelkweek aangevraagd. Bij een huidschimmelinfectie raken namelijk de haren aangetast, waardoor ook kale plekken ontstaan. Huidschimmels zijn wel zeer besmettelijk, ook van en naar de eigenaar toe. Maar ook de schimmelkweek bleek negatief te zijn, waarmee een schimmelinfectie uitgesloten was.
Daar sta je dan als dierenarts met een jonge hond met een duidelijke afwijking, maar waarbij de meest waarschijnlijke oorzaken uitgesloten zijn.
Hoewel, heel lang geleden, in mijn studietijd, kwamen bij colleges dermatologie foto’s voorbij van honden met een vergelijkbaar beeld. Die honden werden kaal als gevolg van tekorten in de voeding. Het waren oude vergeelde plaatjes, want eigenlijk kwam het niet meer voor sinds de jaren 60. In mijn studietijd werden lichamelijke afwijkingen bij honden als gevolg van tekorten in de voeding lacherig afgedaan als ‘iets van vroeger’. Immers, er was inmiddels al veel bekend over de behoefte aan voedingstoffen van honden en katten en er waren voeders ontwikkeld die aan al die behoeften voldeden. Die kregen het predikaat ‘volledig’, of ‘compleet’.
Voedingstekorten zaten dus niet meer in mijn systeem. Maar dat moet ik bijstellen. Ik zal het weer vaker gaan zien. En niet omdat mensen bezuinigen op voeding, integendeel.
Nog steeds mag alleen een honden -of kattenvoer, dat voldoet aan alle normen, ‘compleet’ of ‘volledig’ heten. Dat zijn wettelijk beschermde termen, die de verzorgers van honden en/of katten de garantie bieden, dat de voeding alles bevat wat honden en/of katten nodig hebben.
Als een van die termen niet op de verpakking vermeld staan, dan is die voeding ongeschikt om als enige voeding te geven. Jarenlang zagen we daarom nauwelijks voedingsdeficiënties bij honden.
Maar via het internet wordt steeds vaker voeding aangeboden met mooie teksten, waarbij de wettelijk beschermde termen ‘compleet’ en ‘volledig’ heel slim omzeild worden met andere begrippen, zoals ‘natuurvoeding’ en ‘totaalvoeding’. Termen die mooi klinken, maar niets betekenen. Hier wordt ingespeeld op een stukje nostalgie: het begrip ‘natuurlijk’.
Maar er is niets natuurlijks aan een hond! Wie op die manier rauw slachtafval als perfecte hondenvoeding weet te verkopen en de beschermde termen omzeilt is zakelijk goed bezig, maar richt wel schade aan.
De hond is een fokproduct van de wolf, waarbij duizenden jaren lang is geselecteerd om te kunnen leven van voedselafval van de mens. De hond heeft daardoor een andere voedingsbehoefte gekregen. Terwijl de wolf in de natuur ook al niet op 100% vlees leeft, maar van hele prooidieren, meestal planteneters, inclusief maagdarmkanaal, is zeker de hond niet gebaat bij een menu van 100% vlees. In de diergeneeskunde zijn de ziekteverschijnselen, die bij honden optreden na langdurig alleen vlees eten, bekend onder de naam ‘all meat syndrome’. De kale pootjes van Floortje waren daar een mild en onschuldig voorbeeld van. Binnen enkele weken nadat de eigenaars waren gestopt met de onvolledige voeding was de huid hersteld en begon het haar weer aan te groeien. Zelfs als botten worden mee gemalen blijft zulke voeding onvolledig.
Los van de voedingswaarde is er ook nog het een en ander af te dingen op het geven van rauw slachtafval (want dat blijft het, hoe men het ook noemt). Dat is in microbiologische zin namelijk niet te vergelijken met dat prooidier dat de wolf verslindt. Die prooi zat namelijk niet vol salmonella, EHEC, MRSA en vele andere ziekteverwekkers. Ook zitten er geen antibiotica en andere medicijnresten in die prooidieren.
Dat er op het internet honden worden genoemd die het fantastisch doen op 100% rauw slachtafval en dat ze er zonder problemen ‘oud’ mee worden is logisch.
Iedereen kent immers ook wel het verhaal van een opaatje, dat zijn hele leven door een brandende sigaar geademd heeft, en toch zonder enige ziekte ‘oud’ is geworden.
Maar wie accepteert nu nog een rokende leraar voor de klas?
Fred van der Kolk
Wilt u niet in de val van de illegale hondenhandel lopen?
Op tafel stond een schattig Franse Bulldog-pupje ‘Nikki’ van 8 weken oud, dat twee dagen daarvoor was gekocht. Nikki was sloom, had diarree met bloed en een snotneus. De eerste vraag die ik stelde kwam ongetwijfeld vreemd over op de eigenaar. Ik vroeg namelijk: ‘komt het hondje uit Noord-Brabant?’ Het antwoord was overigens bevestigend. Op dat moment maakte ik me meteen grote zorgen en bekeek het vaccinatieboekje. Daarin zag ik wat ik vermoedde, maar niet hoopte. Het diertje bleek gevaccineerd in België. Althans, in het boekje stond een stempel van een dierenarts in België, en dat is heel iets anders. Die dierenarts is geen onbekende. We komen geregeld haar naam tegen bij zieke pupjes van dubieuze herkomst. En op de website van Tros Radar in een item over zieke pupjes. Overigens, de afstand tussen deze dierenarts en de ‘fokker’ is 80 km. Gaat u vanuit Bussum/Naarden naar een dierenarts in Zwolle of Nijmegen?
Ik zet het woord ‘fokker’ dan ook tussen aanhalingstekens.
De inmiddels zeer ongeruste eigenaar van Nikki zei dat ze haar wel degelijk bij een fokker had gekocht, want ze kreeg ook Nikki’s moeder te zien.
Welnee, dat was gewoon een vrouwelijke hond van het zelfde ras, en dat is heel iets anders. Net als de werkelijkheid rond pupjes als Nikki.
De echte moeder van Nikki woont namelijk in een stinkende schuur in Roemenië of Hongarije. Als broedmachine. Ongevaccineerd.
De onbeschermde pups worden illegaal naar Nederland gebracht. Ze worden voorzien van een vaccinatieboekje door een dierenarts in België. En via marktplaats aangeboden door zich als fokkers voordoende hondenhandelaren, meestal in Noord-Brabant.
Gemiddeld twee dagen na de aankoop worden veel pupjes ziek en de meeste overlijden kort daarna aan Hondenziekte en/of Parvo.
En Nikki?
Haar situatie versnelde nog tijdens het onderzoek zo snel, dat tot euthanasie is besloten. Uit laboratoriumonderzoek bleek dat ze Hondenziekte had.
De eigenaar kon de ‘fokker’ daarna niet meer bereiken en op brieven kwam nooit antwoord.
Vorige week stond er weer een prachtig, maar ziek pupje op tafel. Met een vieze neus. Uit Noord-Brabant. Met een Belgisch dierenartsstempel in het vaccinatieboekje…
Wilt u niet in de val van de illegale hondenhandel lopen?
Hieronder een aantal punten waar u op moet letten:
– Vertrouw nooit een verkoper die in Nederland handelt, maar die de pupjes laat vaccineren bij een dierenarts in Belgie. Vaak zijn dat verkopers in Noord-Brabant!!
– Vertrouw nooit een verkoper die veel pupjes van verschillende rassen aanbiedt.
– Koop nooit van o.a. Marktplaats als de verkoper veel meer advertenties heeft lopen.
– Koop nooit een pupje van een website waar veel verschillende rassen worden aangeboden.
Fred van der Kolk
Woordverwarring
Toen ons land geregeerd werd door Napoleon, hebben veel franse woorden hun intrede in onze taal gedaan. Het is opmerkelijk hoe de betekenis van een aantal franse woorden inmiddels heel anders is in het Nederlands dan in het Frans.
Ons ‘ordinair’ betekent in het Frans nog steeds ‘gewoon’ en waar wij het woord ‘amateur’ inmiddels reserveren voor een klungel is dat bij de fransen nog altijd een liefhebber. Wat wij hier ‘chauffeur’ noemen heet daar ‘conducteur’ en bij dat woord denken wij weer aan iets heel anders.
Ik start met deze niet-diergeneeskundige inleiding om aan te tonen dat woorden in de loop der jaren een andere betekenis kunnen gaan krijgen bij verschillend groepen mensen.
Dat geldt ook voor mijn vakgebied.
Bij het begrip ‘hernia’ denken de meeste lezers waarschijnlijk alleen aan heftige rugpijn.
Maar in de medische wereld is een hernia niets anders, dan dat een orgaan of weefsel zich bevindt buiten de normale begrenzing. Zo is een navelbreuk, waarbij buikinhoud zich door de navel onder de huid perst ook een hernia. En ook de aangereden kat, waarbij door de klap een scheur in het middenrif ontstaat waarna buikorganen in de borstholte komen te liggen, heeft dan een hernia. Een liesbreuk is dus ook een hernia, en zo zijn er nog een aantal hernia’s op te noemen, die niets met de rug te maken hebben.
Het omgekeerde zien we bij het begrip ‘shock’ dat juist door niet-medici veel ruimer wordt gebruikt dan dat het eigenlijk betekent.
Een avondje TV kijken levert altijd wel iemand op die verklaart (compleet) in shock geraakt te zijn na iets gehoord of gezien te hebben. Als die persoon echt in shock was, dan had die dat alleen kunnen overleven als er snel een infuus was aangelegd door een passerende (para)medicus.
Bij een echte shock treedt er een acute, levensbedreigende bloeddrukdaling op, waardoor de weefsels niet goed meer doorbloed worden en organen niet meer kunnen functioneren. Bloedverlies, allergische reacties, hersenletsel, een hartprobleem en bloedvergiftiging kunnen de oorzaak van shock zijn. Dat laatste heb ik zelf meegemaakt en dat voelt heel anders, dan wanneer je hoort dat een voetballer en zijn liefje uit elkaar zijn.
Want ‘in shock’ is heel iets anders dan ‘geschokt’.
Verplichtingen
Dat niet alleen dierenartsen zorgverplichtingen hebben jegens huisdieren illustreert het volgende waargebeurde verhaal.
Er ligt een zwaargewonde duif op straat. Een vleugel hangt er bij en er steken botjes uit.
Volgens de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren is iedereen verplicht een dier in nood hulp te verlenen. Die verplichting geldt dus niet alleen voor dierenartsen, maar ook voor alle lezers van dit stukje en zelfs voor de enkeling die mijn stukjes nooit leest.
Een voorbijganger vindt die duif en biedt hulp door het bellen van de dierenambulance. De ambulance brengt de duif naar een dierenarts, die ook weer verplicht is hulp te verlenen. Die constateert dat de schade aan de vleugel te ernstig is om te behandelen, en euthanaseert het pechvogeltje. De dierenarts rekende een buitengewoon coulante vergoeding van € 15 voor onderzoek en euthanasie en de dierenambulance heeft een vaste ritprijs van € 25.
Tot nu toe gaat alles volgens de regels.
Maar dan blijkt dat de duif een ring draagt, met daarop gegevens waarmee uiteindelijk de eigenaar wordt opgespoord.
Dat is mooi, want de gemaakte kosten komen nu niet ten laste van de dierenbescherming, maar kunnen verhaald worden op die eigenaar. De duivenhouder vond het echter helemaal niet mooi en weigerde, omdat hij geen toestemming voor die onzin had gegeven, te betalen.
‘Die onzin’ kent echter ook bepalingen in de wet. Alleen wordt het daar ‘zaakwaarneming’ genoemd.
Iedere rechtenstudent krijgt in het eerste studiejaar hetzelfde voorbeeld van zaakwaarneming: het laten repareren van een gebroken ruit bij een buurman, die onbereikbaar op vakantie is, op diens kosten.
In dit geval is de duivenhouder die buurman en is de duif de gebroken ruit. Ook hier weer spreekt de wet zich uit in het voordeel van het dier. De eigenaar is namelijk verplicht de kosten die gemaakt zijn voor de duif, waarvan hij onbetwist de eigenaar was, te vergoeden, mits daarvoor niet meer dan gangbare bedragen worden gehanteerd. En zo oordeelde ook de rechter. Omdat het een noodsituatie betrof, hoefde niet eerst afgewacht te worden of de eigenaar opgespoord kon worden. Dat de dierenarts zo’n laag bedrag heeft gerekend is een meevaller voor de duivenhouder, maar de extra € 250 aan griffiekosten e.d. zullen hem nog lang heugen.
Fred van der Kolk
Zoekwerk
De leukste momenten in een dierenkliniek zijn die waarbij je een probleem goed oplost. Natuurlijk geldt dat voor gevallen waarbij een ernstig zieke patiënt dank zij een intensieve behandeling of risicovolle ingreep er weer helemaal bovenop komt.
Maar het kan ook veel eenvoudiger.
Zo kwamen er onlangs twee dames met een hond die ze verward op straat hadden aangetroffen.
Gelukkig had hij een chip. We kijken dan eerst in ons eigen bestand of het de hond van een cliënt van ons is. Als het baasje er niet bij is lijken immers alle zwarte Labradors toch wel erg veel op elkaar.
Hij was niet bij ons bekend, maar via internet kom je er meestal snel achter in welke database de hond is ingeschreven en hoe je de eigenaar kunt bereiken.
Meestal, want het zat niet echt mee bij deze vondeling. We vonden via de database zijn roepnaam (natuurlijk meteen gecheckt bij de hond zelf, die verbaasd was dat we zomaar zijn naam wisten) en een adres, maar geen telefoonnummer. Dan maar weer op internet gezocht naar het telefoonnummer bij dat adres. Dat was onbekend.
De volgende stap was het bellen van onze buurtcollega’s.
Gelukkig was het raak bij de tweede praktijk die we belden. Daar was het chipnummer bekend. Dat hoorde inderdaad bij een zwarte Labrador met dezelfde roepnaam, maar op een ander woonadres. Gelukkig had die praktijk wel de beschikking over een telefoonnummer, zodat er snel contact kon worden gelegd met de, nog zoekende, eigenaar en een kwartier later waren hond en eigenaar weer blij herenigd. Het bleek dat de hond op weg naar de uitlaatplek uit de auto was gesprongen. De eigenaar was kort geleden verhuisd. Waarom er geen telefoonnummer bekend was is niet duidelijk.
Zaak opgelost en wij hadden weer een ‘leuk moment’.
Uit deze gebeurtenis kunnen we de volgende lessen trekken.
Als uw hond of kat nog niet is gechipt, laat dat nou toch eens doen!
Houd de gegevens actueel, zowel adres als telefoonnummers. Wat dat laatste betreft: vooral een mobiel nummer is zeer nuttig. Veel eigenaren zijn vaak namelijk nog op zoek terwijl hun huisdier al ergens is gestald.
Is uw huisdier reeds gechipt? Check dan voor de aardigheid eens www.chipnummer.nl en kijk of uw gegevens (nog) kloppen.
Fred van der Kolk
Bijzonder gewoon
We zien ze tegenwoordig niet zo vaak meer, maar onlangs werd weer eens een stoer poedeltje op de behandeltafel gezet door de trotse eigenares en haar dochter. Boris was een half jaar oud en tot hun schrik hadden de eigenaars bulten onder de buik gevonden. En dat bij zo’n jonge hond.
Ik bevoelde de buik en kon niet vinden wat ze bedoelden. Vervolgens heb ik hem rechtop gezet, dat gaat gemakkelijk bij poedeltjes. De eigenaars konden de bulten meteen aanwijzen. ‘Kijk, daar! Links en rechts van zijn piemeltje’
Ik voelde dat mijn mond in een glimlach schoot. Het mysterie leek verklaard. ‘Dat zijn tepeltjes’
Toch waren we er nog niet, want oprecht verbaasd klonk het: ‘maar het is toch een mannetje?’
Nadat ik er op gewezen had dat ook ik tot die groep behoorde en er zelf ook twee had, viel het kwartje. Onder hartelijk gelach van de eigenaars legde ik Boris op zijn rug en liet zien dat er met wat zoeken tussen de krulletjes twee rijen van vijf tepeltjes zaten, net als bij een teefje.
En zo wordt iets dat heel gewoon is toch weer even bijzonder.
Geregeld krijgen we patiëntjes waarbij dingen die normaal of onschuldig zijn tot zorg bij de eigenaar leiden.
Een andere favoriet is het konijn met de dikke keel. Meestal is het een forse huidplooi onder de kin die doodnormaal is en de ‘wam’ heet. Het wordt dan echt leuk als het konijn ook nog eens Wammie heet. Om bij het konijn te blijven: ook de testikels worden nog al eens aangeboden als verdachte zaken, omdat men niet beter wist dan dat het een vrouwtje was.
Een andere bekende is de teek die maar niet los wil laten… omdat het een wrat is.
Heel vaak komen er echter dieren bij ons met een zeer onbeduidend bultje of vlekje, waarvan ook wij in eerste instantie denken dat het weinig bijzonders is, maar dat na onderzoek een kwaadaardigheid blijkt te zijn. Daar zijn we erg graag op tijd bij.
Kortom, denk u iets raars te zien bij uw huisdier, schroom dan niet om uw dierenarts met u mee te laten kijken. Al is het maar om u gerust te stellen.
Fred van der Kolk
Erfelijke aandoeningen
Er is veel aandacht voor erfelijke aandoeningen bij rashuisdieren. Voorbeelden daarvan zijn de benauwdheidklachten bij Mopshondjes en de te nauwe ruggenmergopening in de schedel bij Cavalier King Charles Spaniels. Bij die Cavaliers komt overigens ook zeer vaak een hartaandoening voor.
Hoe komen die dieren aan die erfelijke aandoeningen?
Daarbij spelen verschillende mechanismen een rol. Als eerste noem ik de selectie op uiterlijke kenmerken. Daarbij wordt in de fokkerij gestreefd naar een ideaal uiterlijk. Zoals het kleine ronde kopje bij de Cavalier en het platte snuitje bij de Mops. Maar voor de hondjes zelf is dat uiterlijk helemaal niet ideaal. Het kleine kopje brengt met zich mee dat het ruggenmerg klem komt te zitten; het platte neusje is eigenlijk een in elkaar geduwde snuit, waardoor inwendige structuren zoals het gehemelte in elkaar gefrommeld in de schedel gepropt zitten. Zoiets speelt ook bij dwergkonijntjes. De altijd doorgroeiende snijtanden slijten in dat superkleine schedeltje vaak niet netjes op elkaar af, met ‘olifantstandjes’ als gevolg. Het fokken op een extreem uiterlijk is dus bewust vragen om problemen.
Dat ligt anders bij het hartgebrek bij de Cavalier, net als overigens bij de Brits Korthaar kat. Bij deze dieren heeft het hartgebrek niets met het uiterlijk te maken, maar droeg een kampioen toevallig dat gebrek bij zich. Die kampioen was zeer gewild voor de fokkerij en omdat het hartgebrek zich pas op latere leeftijd bij de kampioen manifesteerde, is daardoor in diens erfelijk materiaal, mèt aanleg voor het hartgebrek oververtegenwoordigd bij die rassen.
Een derde oorzaak is inteelt. Iedereen, ook u, draagt genetische defecten bij zich. Door variatie in genetisch materiaal bij partners wordt zo’n defect meestal gemaskeerd. Hoe kleiner de groep, hoe minder variatie in genetisch materiaal en hoe groter de kans dat twee partners beiden het defect hebben.
Dat zie je vooral bij exclusieve rassen. Het gevolg is dat je daar een grotere kans hebt op een dier met geboortedefecten en kwakkelaandoeningen.
Er zijn recentelijk TV opnames gemaakt in onze kliniek door een integer actualiteitenprogramma, waarin deze problematiek duidelijk wordt uitgelegd.
Fred van der Kolk