Professor Dr. M. Frankenhuis
veearts, oud directeur Artis
Dierenwelzijn en Bijbel
Honderdduizend jaar Homo sapiens lijkt niets te hebben veranderd aan de eeuwig durende fascinatie van ónze soort voor de overige.
Dierschilderingen uit de grotten van Dordogne, de Egyptische piramiden en afbeeldingen op de rotswanden van het oude Palestina laten zien, dat de band van de mens met het dier reeds vele tienduizenden jaren uitermate hecht is. Het dier fungeert als jachtbuit voor ons of wij zijn een prooi voor hem. Het levert ons kleding, voedsel en vermaak.
Boeiend is vooral het prille denken over dierenwelzijn in het Oude Testament.
Zo geldt in de tien geboden de Sabbath als rustdag voor mens én dier, en wordt in Exodus de voorbijganger verplicht een ezel, die onder zijn last dreigt te bezwijken, af te laden. Zelfs al is het een dier van een vijand! Als een ezel de weg naar de stal van je vijand kwijt was, kon je daar zelfs nog veel werk aan hebben (Exodus 23:5).
In Deuteronomium 25:4 mag de os niet worden gemuilkorfd tijdens het dorsen van het graan en even eerder mag een vogel niet van zijn nest worden gehaald (Deuteronomium 22:6). Eten is pas geoorloofd als de dieren zijn verzorgd en gevoederd.
Er zijn voorschriften, die er op zijn gericht de band tussen moederdier en nakomeling zo min mogelijk te verstoren.
Aangenomen mag worden, dat de Bijbel haar invloed wel degelijk heeft doen gelden op onze huidige houding tegenover de ons vergezellende dieren.
Middeleeuwse rabbijnen deden er in eigentijdse taal nog een schepje boven op: het werd een plicht geacht hongerige en dakloze dieren en dieren zonder eigenaar, te voeden en onderdak te bieden. Iedere vorm van wreedheid jegens dieren werd veroordeeld en zelfs het gebruik van sporen bij paardrijden werd bekritiseerd.
Gesteld werd: hij die een dier leed berokkent, bezeert zijn eigen ziel.
Tenslotte nog een enkel woord gewijd aan het huidige hete hangijzer, het ritueel slachten. Het rituele slachten, hoe zeer dat bij tijd en wijle ook onder vuur ligt, is beslist de minst traumatische manier van doden van slachtdieren, gezien in het licht van de tijd waarin deze manier van doden werd ontwikkeld.
Vermoedelijk berust de methode louter op traditie en of traditie tot religie moet worden gerekend, daar valt over te twisten. De Talmoed (Deuteronomium 12:21) meldt namelijk slechts: … zo zult gij slachten van uw runderen en van uw schapen, die de HEERE u gegeven heeft, gelijk als ik u geboden heb.
Uit het oogpunt van dierenwelzijn echter, hoeft er geen misverstand over te bestaan; bedwelming vooraf – mits zorgvuldig en deskundig uitgevoerd – is in mijn beleving te prefereren boven de rituele halssnede.
Professor M. Frankenhuis