PVH standpunt vroegcastratie bij kittens

Onder ‘vroegcastratie’ verstaan we de castratie van kittens (katers en poezen) beneden de leeftijd van 16 weken. Onderstaand worden de conclusies betreffende de toepassing van vroegcastratie geformuleerd en worden aansluitend de overwegingen vermeld, die tot deze conclusies hebben geleid.

 Conclusies

– Castratie op een leeftijd beneden 16 weken is, met de kennis die we op dit moment hebben, niet aanvaardbaar.
– Voor alle katten (zowel raskatten, huiskatten en katten die zich in asiels bevinden) kan castratie beter uitgesteld worden tot de leeftijd van 4-5 maanden. Bij vrijwel alle poezen is dat voor de eerste krolsheid; ook in het zeldzame geval dat de poes enkele weken daarvoor toch gedekt zou zijn, is daarmee de kans op voortplanting nul.
– Voor katten die via Trap, Neuter and Return acties (TNR-acties) in een asiel komen, kan in een enkele uitzonderingssituatie worden overgegaan tot castratie op een leeftijd jonger dan 4 maanden, maar dit mag geen routine-ingreep worden in asiels of opvangcentra.
– Bij de timing van de ingreep moet rekening gehouden worden met het moment van vaccineren; tussen vaccineren en de castratie dient zeker 2, maar liever 4 weken te liggen.
– Indien vroegcastratie tòch wordt toegepast dient een aangepast anesthesieprotocol gevolgd te worden en dient de juiste pre- en postoperatieve zorg geboden te (kunnen) worden aan de kittens.
– Er moet gewerkt worden aan voorlichting voor katteneigenaren met betrekking tot voortplanting en gedrag en daarmee aan het uit de wereld helpen van misverstanden over katten. Tevens moet er meer voorlichting komen om het impulsief aanschaffen van een kat te voorkomen.

Argumenten vóór vroegcastratie

De belangrijkste reden om vroegcastratie uit te voeren is het castreren vóór de geslachtsrijpe leeftijd om zo ongewenste voortplanting te voorkomen. Men wil daarmee vooral het kattenoverschot in de Nederlandse asiels en opvangcentra beperken en de populatie zwerfkatten beheersen.

Fokkers van raskatten willen ‘hun’ lijnen beschermen door zelf te bepalen met welke kittens verder gefokt kan worden. Dat kan voor hen een reden zijn om vroegcastratie toe te passen voordat kittens geplaatst worden.

In de Verenigde Staten is men begonnen met vroegcastratie. De lobby voor vroegcastratie komt ook uit de VS. Dat is begrijpelijk als men naar de Amerikaanse cijfers kijkt. Het aantal gezonde katten dat men jaarlijks in Amerikaanse asiels laat inslapen is niet precies bekend, schattingen variëren tussen de 4 en 15 miljoen! Er zijn asiels in de VS, waar meer dan 90% van de katten wordt geëuthanaseerd (2),

De getallen in Nederland liggen heel anders. In Nederland leven naar schatting 3 miljoen katten en in 2011 werden 34.482 katten opgevangen in asiels van de Dierenbescherming. Er zijn daarnaast in Nederland asiels die niet onder de Dierenbescherming vallen, en verder veel particuliere instellingen en kleine stichtingen die katten opvangen. Het is echter niet bekend hoeveel dieren deze organisaties per jaar opvangen.

Dan is er natuurlijk ook nog het internet. Veel sites als Marktplaats worden veel gebruikt door mensen die hun kat willen herplaatsen of hun (ongewenste) kittens aan de man willen brengen. Ook hier is niet bekend om hoeveel dieren het gaat, er zijn zelfs geen schattingen. Een steekproef op een aantal willekeurige dagen in september 2012 leverde op Marktplaats 4.000-5.000 advertenties op waarin kittens werden aangeboden. In de meeste advertenties ging het hierbij om meer dan 1 kitten en in het grootste deel daarvan zelfs om meer dan 2 kittens.

Hoewel het probleem met het kattenoverschot in Nederland dus niet in verhouding lijkt te staan tot het probleem in de VS, lijken er dus wel degelijk redenen om ook de voortplanting van katten in Nederland te beperken.

Argumenten tégen vroegcastratie

In het meest uitgebreide onderzoek (2) naar effecten op gedrag kwam naar voren dat er een significante relatie bestaat tussen castratie beneden de leeftijd van 5,5 maand en een vermindering van hyperactiviteit. Daarbij werd echter ook een toename van schuwheid ten opzichte van vreemden vastgesteld. Bij katers wordt vroegcastratie geassocieerd met minder agressie naar dierenartsen, minder seksueel gedrag en minder sproeien, maar ook met een toegenomen risico van angstig gedrag dat zich uit in het zich frequent verstoppen (schuwheid). Overigens werd er geen verband gevonden tussen vroegcastratie en het verminderen van andere vormen van agressie dan alleen agressie naar dierenartsen.

De stelling dat vroegcastratie geen negatief effect zou hebben op het gedrag van de dieren is dus erg voorbarig. Op basis van de beschikbare literatuur naar de gevolgen van vroegcastratie van kittens op het latere gedrag (2, 3, 4) kan dit niet hard worden gemaakt.

Recent werd beschreven (9) dat de vertraagde sluiting van de epifysairlijnen bij katten die vóór het bereiken van de geslachtsrijpe leeftijd gecastreerd zijn, mogelijk bijdraagt aan het ontstaan van een ziektebeeld dat bekend staat onder de naam epifysiolyse (het loslaten van de groeischijf van de heupkop). Verder konden er geen extra fysieke gevolgen worden aangetoond (2, 3, 4, 5, 6) van vroegcastratie vergeleken met castratie op de gebruikelijke leeftijd ( 6-8 maanden). Een verhoogd risico voor overgewicht, groeistoornissen, problemen met de uitwendige geslachtsdelen, urinewegproblemen en/of immuniteitsproblemen werd niet vastgesteld.

In de periode van 8-16 weken worden de meeste kittens twee maal gevaccineerd met bij voorkeur een tussentijd van 3 weken. Vaccinatie en een operatie die te kort op elkaar volgen brengt mogelijk risico’s met zich mee van een verminderde afweer en of een toename van ongewenste reacties op vaccinatie (11). Ook hiermee dient rekening te worden gehouden bij de keuze van de leeftijd waarop men kittens castreert (10, 11).

Hoe jonger het kitten, hoe groter het narcose-risico (1, 7, 8). Kittens van jonger dan 4 maanden kunnen lichamelijk niet voldoende compenseren voor hypoventilatie en/of een trage hartslag. Bepaalde aspecten van de stofwisseling en het feit dat lever en nieren nog niet volledig ontwikkeld zijn, maakt dat de afbraak en afvoer van narcosemiddelen minder efficiënt en minder snel verlopen. Hierdoor zijn jonge kittens veel gevoeliger voor bepaalde narcose middelen.

Jonge kittens hebben sneller een glucosetekort in het bloed, dan oudere dieren. Een aantal uren niet eten, kan dus al een risico opleveren. Verder raken jonge kittens sneller onderkoeld dan oudere dieren en heeft slechts een relatief gering bloedverlies tijdens de operatie al een bloedarmoede tot gevolg.

Bovenstaande problemen zijn goed beheersbaar door te kiezen voor een bij de leeftijd van het kitten passend narcose-protocol en goede pre- en postoperatieve zorg. De leeftijd waarop men kittens castreert is zeer bepalend voor het protocol.

Overige afwegingen

  1. Castreren is en blijft een aantasting van de lichamelijke integriteit van een dier. De leeftijd waarop de castratie plaatsvindt, maakt daarbij geen verschil.
  2. Soms zijn er valide redenen voor vroegcastratie, bijvoorbeeld bij het beheersen van het zwerfkattenprobleem en de zogenaamde Trap, Neuter and Return (TNR-) projecten. Zo ook kan een enkele kater er ‘vroeg bij’ zijn en al gaan sproeien voor de leeftijd van 16 weken, in dat geval moet er snel worden gecastreerd, want zo is hij niet in huis te houden.
  3. We moeten niet uit het oog verliezen dat katteneigenaren ook een eigen verantwoordelijkheid hebben met betrekking tot het voorkomen van ongewenste nestjes. Het mag, uit een oogpunt van ethiek, bedenkelijk worden genoemd dat gebrek aan verantwoord gedrag van eigenaren wordt gecompenseerd met chirurgische ingrepen bij zeer jonge dieren.
  4. Het probleem van overvolle asiels en opvangcentra is ook het gevolg van onwetendheid en gebrek aan voorlichting. Te veel mensen hebben verkeerde verwachtingen van een kat als huisdier, met als gevolg dat ze weer gemakkelijk afstand doen van hun kat. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat veel eigenaren eigenlijk te weinig weten van de voortplantingscyclus van hun kat. Zo bleek uit onderzoek bij eigenaren die hun katten afstaan, dat velen menen dat het goed is voor een poes om een nestje te krijgen (12, 13, 14, 15). Voorlichting door de dierenartsen, de overheid en de dierenwelzijnsorganisaties zullen ook een rol moeten spelen bij het oplossen van het kattenoverschot. Dat los je met alleen vroegcastraties niet op.
  5. De leeftijd waarop katten geslachtsrijp worden varieert enorm. Bij poezen is de gemiddelde leeftijd 7-12 maanden, maar er zijn poezen die al met 4 maanden of juist pas met 21 maanden voor het eerst krols worden. Bij katers is de gemiddelde leeftijd 8-9 maanden, maar ook daar zien we uitschieters naar jonger of ouder, variërend van 4 tot 24 maanden. Geslachtsrijp worden is dan ook afhankelijk van vele factoren: genetische opmaak van het dier (ras), seizoen, omgeving, lichaamsgewicht, aanwezigheid van seksueel actieve poezen of katers en algehele conditie.

Literatuuroverzicht

  1. Little S. Anesthesia and surgical protocols for early age altering in the cat, on-line, 30 oktober 2008. http://catvet.homestead.com
  2. Spain C.V., Scarlett J.M., Houpt K.A. Long-term risks and benefits of early age gonadectomy in cats. JAVMA, 2004; 224: 372-379
  3. Howe L.M. et al. Long term outcome of gonadectomy performed at an early age or traditional age in cats. JAVMA, 2000; 217:  1661-1665
  4. Preston Stubbs W., Bloomberg M.S., Scruggs S.L., Shille V.M., Lane T.J. Effects of prepubertal gonadectomy on physical and behavioral development in cats. JAVMA, 1996; 209: 1864-1871
  5. Howe L.M. Short-term results and complications of prepubertal gonadectomy in cats and dogs. JAVMA, 1997; 211: 57-62
  6. Howe L.M. and Olson P.N. Prepuberal gonadectomy – Early-age neutering of dogs and cats, in: Recent advances in small animal reproduction, Concannon P.W., England E., Verstagen J. (Eds) Publisher: International Veterinary Information Service (www. ivis.org)
  7. Fabcats. Anaesthesia for neutering kittens, on-line www.fabcats.org
  8. Peeters E.H.K.A., Porters N., Bols P.E.J., Nelissen M., Moons C.P.H., de Rooster H., Polis I. Anesthesie van kittens een literatuuroverzicht met de nadruk op de mogelijkheden in Belgie. Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift, 2012; 81: 129-137
  9. Maarschalkerweerd R.J., van Zuilen C.D., van Klaveren N.J. Epifysiolyse bij de kat, een fractuur? Tijdschrift voor Diergeneeskunde, oktober 2009.
  10. Timing of neutering, policy statement Feline Advisory Board / The Cat Group, mei 2006, www.fabcats.org
  11. KNMvD. Standpunt KNMvD over de neutralisatie van pups en kittens op zeer jonge leeftijd, juli 2009.
  12. Hilit Finkler, Joseph Terkel: The contribution of cat owners’ attitudes and behaviours to the free-roaming cat overpopulation in Tel Aviv, Israel. Preventive Veterinary Medicine 104 (2012) 125– 135
  13. John C. New Jr., M. D. Salman, Mike King, Janet M. Scarlett, Philip H. Kass & Jennifer M. Hutchison (2000): Characteristics of Shelter-Relinquished Animals and Their Owners Compared With Animals and Their Owners in U.S. Pet- Owning Households, Journal of Applied Animal Welfare Science, 3:3, 179-201
  14. Mo D. Salman, Jennifer Hutchison, Rebecca Ruch-Gallie, Lori Kogan, John C. New Jr., Phillip H. Kass & Janet M. Scarlett (2000): Behavioral Reasons for Relinquishment of Dogs and Cats to 12 Shelters, Journal of Applied Animal Welfare Science, 3:2, 93-106
  15. Janet M. Scarlett, M. D. Salman, John G. New, Philip H. Kass:. Exploring the Bond – The role of veterinary practitioners in reducing dog and cat relinquishments and euthanasias. JAVMA, Vol 220 (3), 2002