Muizen, ratten, woelmuizen, gerbils, hamsters, jerboa’s en verwanten (Myomorpha)

foto’s volgen

Met 1569 soorten, verdeeld over 7 families en 326 geslachten maken de muisachtigen als onderorde van de knaagdieren meer dan een kwart van alle zoogdiersoorten uit.

Families                                                         aantal geslachten / aantal soorten

 

springmuizen (Dipodidae)                                     16                   /           51

dwergslaapmuizen (Platacanthomyidae)                2                    /            2

Blindmuizen (Spalacinae)                                       6                    /           36

Muishamsters ( Calomyscidae)                              1                    /             8

“Afrika- Muizen” (Nesomyidae)                             21                   /            61

Woelmuizen (Cricetidae)                                    130                    /          681

Echte muizen en ratten  (Muridae)                     150                    /          730

Verder worden hier de wangzakmuizen (Heteromydae) met 6 geslachten en 60 soorten uit de onderorde van de beververwante (Castorimorpha) behandeld.  De voorschriften voor het houden van deze dieren komen in wezen overeen met die van de springmuizen.

Huisvesting
Vanwege de grote diversiteit aan soorten zijn ook de huisvestingseisen zeer verschillend. Daarom worden de soorten onderverdeeld in groepen met vergelijkbare kenmerken. Belangrijkste verschillen in huisvesting hebben ermee te maken of de dieren graven, op de bodem leven of klimmen. Gravende dieren hebben een dikke strooilaag of een ondergrond waarin zij kunnen graven nodig, klimmende dieren hebben een hogere ruimte nodig met klimmogelijkheden. Aquariumbakken of terraria zijn geschikt, ook binnen- of buitenkooien voor grotere soorten. Solitair levende muisachtigen, zoals de blindmuizen (Spalacinae), wortel- of bamboeratten (Rhizomyinae), gewone of veldhamsters (Cricetus cricetus) en goudhamsters (Mesocricetus auratus) dienen apart ondergebracht te worden in hokken die naast elkaar liggen en met elkaar verbonden kunnen worden.

Dieren uit gematigde of koude klimaatzones kunnen het hele jaar in buitenterraria of kooien ondergebracht worden, mits voldoende bescherming tegen weersinvloeden en vijanden aanwezig is. Alle subtropische en tropische soorten worden in principe binnen gehouden; in de zomer is het mogelijk om deze dieren buiten te houden.

Leefruimte
Buitenverblijf : indien aanwezig, afmetingen als binnenverblijf

Binnenverblijf:  De minimum afmetingen gelden voor 1 – 2 dieren. Wanneer de dieren in een groep gehouden worden, moet voor elk volgend volwassen dier 20% bij de oppervlaktes opgeteld worden.

Kleine muizen en hamsters ten minste 0,3 m² , bijvoorbeeld kleine gerbils (Gerbillus, Dipodillus), dwergstekelmuizen (acomys spinosissimus), Eurazische dwergmuizen (Micromys minutus),  cactusmuizen (Peromyscus eremicus, hertmuizen (Peromyscus maniculatus) en dwerghamsters (Phodopus).

Middelgrote muizen en hamsters ten minste 0,5 m2, bijvoorbeeld steppelemming (Lagurus lagurus), grasmuizen (Lemniscomys), woelmuizen ( Arvicolinae), goudhamsters, grasratten (Arvicanthis),Mongoolse gerbils (Meriones unguiculatus) stekelmuizen (Acomys) en blindmuizen.

Grote muizen ten minste 0,75 m2 bijvoorbeeld grote renmuizen als de Perzische gerbils (Meriones persicus) en de “vette zandrat” (Psammomys obesus) alsmede de wangzakmuizen.

Springmuizen tenminste 1 m2, bijvoorbeeld woestijnspringmuizen (Dipodinae) en Paardenspringmuis (Allacraginae)

Grote ratten, veldhamsters tenminste 2 m² , bijvoorbeeld Madagaskarreuzenrat (Hypogeomys antimena), reuzenhamsterratten (Cricetomys), Cloud ratten (Crateromys), bruine ratten (Rattus norvegicus) en zwarte ratten (Rattus rattus).

Voor soorten die overwegend op de grond leven moet de hoogte van het verblijf voor kleine soorten tenminste 40 cm zijn, voor middelgrote soorten 50 -60 cm voor grote soorten tenminste 70 cm. Voor springmuizen dient de hoogte tenminste 80 cm te zijn.

Voor klimmende soorten ( bv. Eurazische dwergmuis, Afrikaanse dwergmuis (Mus minutoides), klimmuizen (rhipidomys) Acacia rat (Thallomys paedulcus) Grandidiers Kwaststaart rat (Eliurus grandidieri), Cloud rat zijn duidelijk hogere verblijven nodig dan voor soorten die overwegend op de grond leven: voor de kleine soorten tenminste 50 cm, voor de middelgrote soorten tenminste 75 cm en voor de grote soorten tenminste 100 cm hoogte. Voor Cloud ratten moet de hoogte minstens 2 m bedragen.

Inrichting
Meestal wordt stofarm strooisel gebruikt. Voor inheemse muizen, grasmuizen, hamsters en ratten is ook een natuurlijke bodem geschikt (turf, mulch, zand/aarde mengsel o.i.d.)

Gerbils, grasmuizen en andere muizensoorten uit woestijngebieden worden ook gedeeltelijk of helemaal op zandbodem gehouden.

Gravende soorten ( b.v.  Gerbils, veld- of woelmuizen, hamsters, bamboeratten, molsratten (Tachyoryctinae), blindmuizen) moeten de mogelijkheid hebben om in natuurlijke bodem of een diepe laag strooisel holen aan te leggen. In deze verblijven moeten geen zware objecten geplaatst worden, zoals bijvoorbeeld stenen, tenzij deze vast verankerd kunnen worden. Anders bestaat het gevaar dat de dieren bij het graven onder deze objecten plat gedrukt worden.

Voor alle soorten moeten holen, buizen of andere mogelijkheden om zich te verstoppen aangeboden worden. Deze kunnen van steen, hout of karton zijn. In het bijzonder voor de op de grond levende soorten (bv. Koesoegrasratten (Arvicanthis niloticus), zebragrasmuizen, stekelmuizen, Madagaskar reuzenratten, reuzenhamsterratten) is het belangrijk dat er voldoende mogelijkheden tot verstoppen aanwezig zijn.  Voor veel soorten (pluimstaart gerbils, stekelmuizen, muishamsters) zijn bovendien bouwsels van steen of kunststof rotsen noodzakelijk.

Dieren uit droge gebieden, in het bijzonder uit woestijnen, hebben voor het verzorgen van hun vacht fijn zand nodig om in te baden. Bij dieren uit vochtige habitats (bv. Chinese woelmuizen (Microtus fortis) woelratten, (Arvicola terrestris) dienen af en toe vocht-vasthoudende materialen in het verblijf gebracht te worden, zoals bv. mos of graszoden.  Zwemmende soorten (bv beverratten, waterratten)  hebben een waterbassin van tenminste 30 cm diep nodig.

Afrastering
Aan alle zijden gesloten; ook in combinaties van glas, gaas, metaal, kunststof (Makrolon, Pertinax) of ander spijkerhard materiaal. Degoes (Octodon degus) kunnen aluminium doorknagen.

Klimaat
Dieren uit de gematigde breedten (inheemse muizen, hamsters, Mongoolse en Perzische gerbils) kunnen in onverwarmde verblijven gehouden worden.

Woestijnspringmuizen en gerbils uit de gematigde breedtes moeten bij kamertemperatuur gehouden worden. Het is bij deze soorten echter wel mogelijk om de temperatuur in de nacht te laten dalen, maar niet onder de 10 graden Celsius.

Springmuizen uit Centraal Azië hebben in de winter een lagere temperatuur nodig om zich te kunnen voortplanten.

Soorten die van warmte houden (bv. Zebragrasmuizen, Acaciaratten, gerbils uit tropische en subtropische gebieden, zandratten, stekelmuizen en Cloud ratten etc.)hebben tenminste kamertemperatuur nodig. Het gebruik van verwarmingselementen of vloerverwarming wordt aanbevolen.

Voorwaarden voor het houden van muisachtigen
Sociale structuur/ socialisatie  Veld- en goudhamsters, blindmuizen en bamboeratten moeten solitair gehouden worden en kunnen uitsluitend voor de paring voorzichtig gesocialiseerd worden.

Woestijnspringmuizen en Paardenspringmuizen, kangoeroeratten, dwerghamsters, vetstaart gerbils, vele andere gerbil-soorten, beverratten en Cloudratten kunnen in paren gehouden worden,  eventueel met hun eigen jongen. Bij deze soorten moet tijdens de draagtijd en het opgroeien van de jongen opgepast worden voor mogelijke onverdraagzaamheden. De jongen van dwerghamsters geven geen problemen in groepen.

Zandratten, veel gerbilsoorten, Madagaskar-Reuzenratten, klimmuizen en dergelijke worden in kleine groepen gehouden, meestal een mannetje, meerdere vrouwtjes met evt. jongen.

Veldmuizen, steppelemmingen, cactusmuizen, zebragrasmuizen, dwergmuizen, Mongoolse gerbils, stekelmuizen, katoenratten, acaciaratten , zwarte ratten, bruine ratten, Koesoegrasratten en dergelijken kunnen in grote groepen gehouden worden.

Verrijking van de leefruimte   door levend voer, verse twijgen en kruidige planten, evenals hooi en de kartonnen koker van keukenpapier, papier, haren, kokosnoten etc, om te knagen en nesten te bouwen.

Bestandsbeheer
Soorten die elkaar slecht verdragen dienen onder toezicht en met de mogelijkheid om ze direct te scheiden ter paring bij elkaar gezet worden. Bij meer sociale dieren kan het tijdens de draagtijd en het grootbrengen van de jongen tot onverdraagzaam gedrag komen. De jongen moeten op tijd apart gezet worden om bijtincidenten te voorkomen.

Voeding
Zaden , gras, kruiden, hooi, groentes en knollen. Omdat bij alle soorten de knaagtanden steeds doorgroeien, moet regelmatig materiaal aangeboden worden waarmee de tanden afgesleten kunnen worden.

De meeste muizen, vooral de kleinere en middelgrote soorten (bv dwergmuizen, stekelmuizen, vetstaart gerbils) hebben insecten zoals meelwormen en sprinkhanden nodig, of ander dierlijk eiwit (honden- of katten brokken of iets dergelijks)

Voor gerbils, springmuizen en wangzakmuizen wordt, naast zaden, een karige voeding geadviseerd, bijvoorbeeld kruidige planten, koolhydraatarme groentes etc.

Dikke zandratten en degoes krijgen gemakkelijk diabetes en daarom mag geen fruit gevoerd worden. Ook groente met een hoog suikergehalte moet vermeden worden. Geschikt zijn chinese kool, paardebloemblad, komkommer, witlof.  Aanvullend worden knaagdierbrokken of chinchillapellets geadviseerd.

Op de grond levende en gravende soorten (bv. hamsters, steppenlemmingen, blindmuizen, bamboe- en molratten) geven de voorkeur aan wortelen, knollen, (bloem-)bollen, aardappelen en mogen geen fruit krijgen.

Soorten die in bomen wonen en uit tropische en subtropische gebieden komen (bv Cloudratten, reuzenhamsters en acaziaratten) geven de voorkeur aan vruchten, fruit en knoppen, evenals verse twijgen.

Bruine en zwarte ratten zijn alleseters.

De meeste muizen hebben steeds schoon water nodig. Om vervuiling te voorkomen wordt een drinkflesje aanbevolen. Dieren uit droge gebieden halen in de regel voldoende water uit hun voeding. Wanneer deze dieren steeds kunnen beschikken over sappige planten en verse twijgen, kan het aanbieden van water achterwege blijven.

Verzorging
Mens-dier-interacties: Bij muizen met een behaarde staart kan bij het vangen de staarthuid afscheuren. Pak deze dieren dan ook nooit aan de staart. Voor het vangen dient een handschoen gebruikt te worden. In plaats daarvan kan men de dieren ook zonder stress in een pot of doos lokken. Hoewel veel dieren tam kunnen worden, wordt het toch aangeraden om uit te kijken voor bijten, omdat hierbij wondinfecties kunnen optreden.

Voor veel meer informatie over muizen: lees verder , ratten: lees verder , gerbils: lees verder , hamsters lees verder , degoe: lees verder