Jonge dieren
- Geboorte
- Gezondheid van de moederhond
- Groei van de pups
- Voeding van de lacterende teef
- Vast voedsel voor de pups
- Puppysterfte
- Vaccinatie van de pups
- Parasieten
- Slaap- en eetgerei
- Zindelijkheidstraining
- Gehoorzamen
- Puppycursus
- Aan de riem lopen
- Spelen
- Gebit
Geboorte
Voorbereidingen geboorte
Na een aantal weken van zorg voor de aanstaande moeder komt het moment van de bevalling dan eindelijk in zicht. Meestal zal de geboorte probleemloos verlopen. Op het moment dat de pups het levenslicht zien, zijn er eigenlijk maar vier dingen van belang: warmte, rust, optimale hygiëne en (vooral) geduld. Een goede voorbereiding kan desondanks geen kwaad. Al was het maar voor uw eigen gemoedsrust!
Werpkist
Het is aan te raden de teef tijdens de laatste weken van de dracht alvast te laten wennen aan de plaats waar de bevalling moet plaatsvinden. Meestal is dit een zogeheten werpkist. Die heeft opstaande randen waar de pups tijdens de eerste weken van hun leven niet overheen kunnen klimmen. Een werpkist moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Het materiaal waar deze van gemaakt is moet schoon, droog en goed te desinfecteren zijn. De kist moet in een rustige, tochtvrije en te verwarmen ruimte staan. Een laag kranten op de bodem, afgedekt met een uitwasbare deken of een laken, is zeer geschikt om tijdens de bevalling het vruchtwater te absorberen. Houtkrullen en stro zijn niet hygiënisch genoeg. Eventueel kan boven de werpkist een warmtelamp worden gehangen.
Benodigdheden
Het is erg vervelend pas tijdens de bevalling te ontdekken dat u bepaalde benodigdheden niet bij de hand hebt. Zorg daarom dat alle dingen die u tijdens de bevalling nodig zou kunnen hebben ruim van tevoren bij de werpkist klaarliggen. Een geheugensteuntje: handdoeken, keukenrol, schaartje, slijmzuigertje, flosdraad (om de navelstrengen af te binden), jodium, thermometer, handschoenen, afvalemmer, weegschaal, warmtelamp en/of kruiken.
Uitgerekende datum
De dracht van een teef duurt gemiddeld 63 dagen. Wanneer de geboorte zich vóór de 59ste dag aankondigt, is de kans groot dat de pups niet levensvatbaar zijn. Het kan echter ook gebeuren dat de geboorte langer op zich laat wachten. Vooral bij kleinere worpen is dit nogal eens het geval. Bij een grote worp zijn de pups relatief kleiner, waardoor er minder kans bestaat op problemen tijdens de geboorte. In het algemeen geldt dat grotere rassen grotere worpen hebben die gepaard gaan met kortere draagtijden.
Wanneer u zeker bent van het tijdstip waarop de dekking heeft plaatsgevonden en er op de 67ste dag nog geen tekenen zijn van een naderende geboorte, is het raadzaam contact op te nemen met uw dierenarts. Zitten er meer dan drie pups in de baarmoeder, dan kunt u het nog aanzien tot de 70ste dag.
Tijd tussen de pups
Als er eenmaal een pup geboren is, duurt het gemiddeld drie kwartier voordat de volgende komt. Het kan zelfs voorkomen dat er een paar uur tussen de opeenvolgende pups zit. Dit is niet verontrustend, mits de teef rustig ligt en niet continu aan het persen is. Langdurig persen zonder merkbaar resultaat kan duiden op een afwijkende ligging van een pup. Laat dit niet langer dan dertig minuten op z’n beloop. Een onderzoek door de dierenarts is dan noodzakelijk.
Weeënzwakte
Er is sprake van weeënzwakte wanneer de teef twee uur na de geboorte van de vorige pup nauwelijks of helemaal niet meer perst, terwijl er (vermoedelijk) nog wel pups in de baarmoeder aanwezig zijn. De dierenarts zal dan met een injectie de weeën weer op gang proberen te brengen.
Zorg tijdens de geboorte
Wanneer er een pup is geboren, zal de moederhond zelf postnatale zorg verlenen. Toch kan uw assistentie in sommige gevallen goed van pas komen. Pups komen ter wereld in het vruchtvlies waarin ze in de baarmoeder hebben gezeten. Normaliter bijt de moederhond deze vliezen kapot. Als ze dat niet doet, moet u ze met de hand verwijderen. Buiten de baarmoeder zullen de pups namelijk stikken in de vliezen. Een pasgeboren pup kan veel slijm in de bek hebben. Dit uit zich in gerochel en benauwdheid. U kunt de pup helpen door het vocht bij het neusje weg te vegen en uit het bekje te zuigen. Een slijmzuigertje kan hierbij goede diensten bewijzen.
Meestal bijt de teef na de geboorte de navelstrengen door. U kunt ze echter ook zelf verbreken. Doe dit op één tot twee centimeter van de buikwand. Eventueel kunt u de navelstrengen eerst afbinden met flosdraad. Het is raadzaam een verbroken navelstreng meteen te ontsmetten, bijvoorbeeld met een jodiumoplossing. Zo voorkomt u navelinfecties.
Na het verwijderen van de vliezen, het controleren op slijmvorming en het verbreken van de navelstreng, kunt u de pups droogwrijven. Het wrijven stimuleert, gelijk het drooglikken door het moederdier, de ademhaling en voorkomt een snelle afkoeling. Het kan zelfs levensreddend zijn bij slecht ademende pups.
Nageboorten
Een teef heeft, net als veel andere dieren, de neiging om de nageboorten van haar jongen op te eten. De meest waarschijnlijke verklaring voor dit gedrag is dat het een overblijfsel is van het leven in de vrije natuur. Door het opeten van de nageboorte blijven er geen sporen achter die roofdieren kunnen aantrekken. Ook wordt aangenomen dat er in de nageboorten hormoonachtige stoffen zitten die de melkgift opwekken. Verder zouden de nageboorten een eiwitrijke maaltijd vormen, waardoor de moeder haar jongen de eerste dagen na de geboorte niet in de steek hoeft te laten om voedsel te gaan zoeken. Hoe het ook zij, u kunt de teef beter niet te veel van de nageboorten laten opeten. Dat kan namelijk heftige, stinkende diarree veroorzaken.
Het is belangrijk goed bij te houden of er met iedere pup een complete nageboorte afkomt. Wanneer er (een deel van) een nageboorte in het lichaam achterblijft, kan dit gevolgen hebben voor de gezondheid van de moederhond (ontstaan van baarmoederontsteking). Een complete nageboorte ziet eruit als en heeft de grootte van een brede, servetring en is ongeveer enkele millimeters dik.
De omgeving
Een pup valt heel gemakkelijk ten prooi aan onderkoeling. En onderkoeling is één van de belangrijkste oorzaken van pupsterfte. Daarom is het letterlijk van levensbelang dat de pups geboren worden in een omgeving waar de juiste temperatuur heerst.
De temperatuur in de werpkist moet ongeveer rond de 25 °C liggen. Laat het niet veel warmer worden, want de moederhond produceert ook zelf al vrij veel warmte door de inspanningen van het persen. Met een warmtelamp, een kruik of een warmtematje kunt u de pasgeboren pups op temperatuur houden. Zorg er wel voor dat de pups zich niet kunnen branden. Maak de kruik dus niet al te heet of wikkel hem in een dikke handdoek. Met een thermometer op de bodem van de werpkist kunt u de temperatuur goed in de gaten houden.
Afgezien van de juiste temperatuur is het uiterst belangrijk dat de pups na de geboorte snel door de moederhond worden drooggelikt. Ook moeten ze direct de kans krijgen om moedermelk te drinken. Wanneer er geen moederhond bij de pups aanwezig is moet de omgevingstemperatuur gedurende de eerste vier dagen 30 tot 32 °C bedragen. Daarna mag de temperatuur langzaam dalen, tot 28 °C op de tiende dag na de geboorte.
Onderkoeling
Zoals gezegd ligt onderkoeling snel op de loer. Een pup krijgt bij zijn geboorte slechts een kleine energiereserve mee. Pas na een week kan hij rillen en daardoor zelf zijn lichaamstemperatuur op peil houden. Wees daarom vooral de eerste dagen bedacht op onderkoeling. Daling van de lichaamstemperatuur uit zich in de beginfase in huilen, onrustig rondkruipen en buikligging. Naarmate de temperatuur verder daalt, stopt het huilen af en toe en wordt de pup steeds minder actief. In een volgend stadium dalen hart- en ademhalingsfrequentie en verdwijnen de reflexen. Bij zeer ernstige onderkoeling worden de slijmvliezen donkerrood tot bronskleurig.
Lichaamstemperatuur
De lichaamstemperatuur van een pasgeboren pup bedraagt de eerste dag gemiddeld 35,5 °C. Na een week is de temperatuur gestegen tot 37,5 °C. Op een leeftijd van vier weken is de gemiddelde waarde van 38 °C bereikt.
Gezondheid van de moederhond
Het is raadzaam na de bevalling de teef door de dierenarts te laten onderzoeken. Het kan namelijk voorkomen dat er een pup in de baarmoeder is achtergebleven of dat baarmoeder en/of geboortekanaal beschadigingen hebben opgelopen. Hierdoor kan langdurig bloedverlies uit de vagina optreden. Bovendien is de moederhond vooral in de periode vlak na de geboorte gevoeliger voor infecties.
Baarmoederontsteking
Een ontsteking van de baarmoeder komt vooral voor na een abnormaal verlopen bevalling (erg zware pups, veel persen, hulp bij de geboorte). De teef wordt vrij plotseling ziek en suf, heeft koorts, kijkt niet meer naar haar pups om en kan last hebben van chocoladekleurige uitvloeiing. Wanneer deze symptomen zich voordoen, is hulp van de dierenarts beslist noodzakelijk. Allereerst moet worden nagegaan of er misschien een pup of een nageboorte in de baarmoeder is achtergebleven. Vervolgens moet een behandeling met (onder andere) antibiotica worden ingesteld.
Melkklierontsteking
Tijdens de zoogperiode kunnen één of meerdere melkklieren ontstoken raken. Een ontstoken melkklier is warm, hard, gezwollen en pijnlijk. Soms komt er melk uit van wisselende vloeibaarheid en met een afwijkende, donkergele of geelrode, kleur. Een melkklierontsteking kan gepaard gaan met (hoge) koorts.
Krampen
Eén tot vier weken na de geboorte kan de moederhond last krijgen van een aandoening die zich uit in aanvalsgewijze spierkrampen, speekselen en verwijde pupillen. Dit is een gevolg van kalktekort in het bloed als gevolg van de hoge melkproductie die erg veel kalk aan het lichaam van het moederdier onttrekt. Een snelle behandeling met een calciuminjectie is noodzakelijk om het probleem te verhelpen.
Groei van de pups
Het is aan te raden de pups regelmatig te wegen. Eerst dagelijks op hetzelfde tijdstip, later wekelijks. Zo krijgt u een goede indruk van het verloop van hun groei en daarmee van hun gezondheidstoestand. In principe groeit een pup vanaf het moment dat hij geboren wordt. In uitzonderingsgevallen kan een lichte terugval in lichaamsgewicht optreden, bijvoorbeeld wanneer de moederhond in het begin te weinig melk geeft. Er moet echter uiterlijk 48 uur na de geboorte sprake zijn van gewichtstoename.
Gewichtsverlies
Een verlies van tien procent (of meer) van het geboortegewicht is een alarmerend teken. In dat geval moet u meteen ingrijpen door bij te voeden met kunstmelk. Het is dan ook raadzaam van elke pup afzonderlijk een gewichtscurve bij te houden. Zo kunnen afwijkingen in de groeilijn u niet ontgaan. In de meeste gevallen is het geboortegewicht op een leeftijd van tien dagen verdubbeld. Dat betekent dat de dagelijkse groei deze eerste dagen gemiddeld tien procent van het geboortegewicht bedraagt. Wanneer een pup wat groei betreft goed op schema ligt, gaan zijn oogjes na tien tot vijftien dagen open en zijn gehoorgangen na twaalf tot veertien dagen. Ook wanneer er geen sprake is van gewichtsverlies, maar wel van onvoldoende of stagnerende groei, moet u tijdig gaan bijvoeden met kunstmelk. Dit voorkomt problemen achteraf. Meer over kunstmelkvoeding leest u in het volgende hoofdstuk.
Onvoldoende melkopname
Wanneer de pups niet genoeg groeien kan er sprake zijn van onvoldoende melkopname. De oorzaken hiervan kunnen zowel gelegen zijn bij de moederhond (onvoldoende melkproductie, gedragsstoornissen, tepelvorm) als bij de pups (zwakte, onderkoeling, misvormingen, gedragsstoornissen). Door het zogen komt er in het lichaam van het moederdier een hormoon, oxytocine, vrij waardoor zij de melk ‘’laat schieten’’. Bij een onvoldoende melkgift kunnen bepaalde hormonen soms wel de melkproductie wat verhogen, maar dit lukt niet met oxytocine. Dit hormoon bevordert alleen de afgifte van de melk uit de melkklier, maar niet de productie.
Voeding van de lacterende teef
Tijdens de eerste levensweken is voeding van groot belang. De moederhond moet de pups zogen en verbruikt daarbij veel energie. De pups gedijen uitstekend op moedermelk, maar zullen op den duur toch moeten overstappen op vaster voedsel. In de weken na de geboorte moet u bijzondere aandacht besteden aan de voeding van de moederhond. Vooral in de tweede tot de vierde week van de lactatie (zoogperiode) heeft ze behoefte aan extra energie. De hoeveelheid voedsel die ze dan nodig heeft, kan wel drieëneenhalf keer zo groot zijn als gebruikelijk.
Om aan deze verhoogde energiebehoefte te voldoen kunt u het best compleet droogvoer geven bijvoorbeeld een calorierijke, prestatievoeding. Het kan geen kwaad wanneer de pups hiervan mee-eten, maar de kans hierop is klein aangezien zij meestal de voorkeur geven aan de kleine, smakelijke puppybrokjes. Verdeel de voeding in kleine porties over meerdere maaltijden per dag. Wanneer de teef last krijgt van diarree, verdraagt ze een complete vleesvoeding vaak beter. Zorg altijd voor een ruime hoeveelheid vers drinkwater. De moederhond heeft in deze periode ook behoefte aan extra vocht.
Vast voedsel voor de pups
Vanaf drie tot vier weken kunt u de pups gaan bijvoeren met vast voedsel. Bij moederloze pups kunt u hier al vanaf twee en een halve week mee starten. Geef om te beginnen wat puppymelk in een bakje. Na een paar dagen kunt u daar wat rijstebloem aan toevoegen. Na verloop van tijd kunt u gekookt en gemalen vers vlees of blikvoeding aanbieden. Meng dit in het begin door de pap. Geef elke dag wat meer vlees en minder pap. Zo zullen de pups steeds minder bij hun moeder gaan drinken en steeds meer vast voedsel opnemen.
Het afwennen van de moedermelk wordt spenen genoemd. Dit proces is meestal op een leeftijd van zeven weken voltooid. Dan bestaat de voeding voornamelijk uit complete blik- of vleesvoeding en een paar brokjes om op te kauwen. Na verloop van tijd zal de pup steeds meer harde brokjes gaan eten. Er zijn speciale, complete puppybrokjes op de markt die kleiner en zachter zijn dan het droogvoer voor volwassen honden. Ook zijn ze rijker aan vetten en eiwitten terwijl het calciumgehalte (kalk) is aangepast aan de speciale behoeften van de groeiende pup. Brokjes zijn een onmisbaar onderdeel van het menu en ze zorgen voor een gezond en sterk gebit. Omdat de groei van grote hondenrassen duidelijk verschilt van kleine rassen, zijn voor kleine, middelgrote en grote rassen verschillende soorten voer verkrijgbaar. Op bovenbeschreven wijze zorgt u voor een probleemloze overgang van melk naar vast voedsel. Belast de puppymaagjes niet met te veel voeding ineens: geef bij voorkeur vier à vijf maaltijden per dag.
Puppysterfte
Pups kunnen vooral in de eerste drie levensweken door allerlei oorzaken overlijden. Het sterftecijfer onder pups kan wel twintig tot dertig procent bedragen. In de tabel zijn de verschillende oorzaken van pupsterfte procentueel weergegeven. Veel van de in het overzicht genoemde factoren kunnen voorkomen worden door een goede verzorging, of in elk geval tot een acceptabel risico worden teruggebracht.
Goed verzorgde pups liggen dicht tegen elkaar aan te slapen of te drinken bij de moederhond. Hun huid is elastisch, glad, roze en gespannen. Hun buikje is rond en gevuld. Bij beginnende verzwakking kunnen de pups huilen, verspreid liggen door de werpkist, een lege maag hebben en uitdrogingsverschijnselen vertonen. Dit laatste kan zich tonen als een rimpelige huid met verlies van elasticiteit. De eigenaar kan dit controleren door de huid op de rug of de zijkant van de borstkas wat op te pakken en los te laten. Dit moet direct weer strak trekken. Wanneer de huid in een kam blijft staan, is er uitdroging aanwezig en dient direct vocht toegediend te worden).
De moederhond zal het afwijkende gedrag opmerken en overmatige zorg gaan besteden aan de pups. Dit kan dan weer leiden tot dooddrukken of doodlikken. Het komt zelfs voor dat de moeder een achterblijvende pup verstoot en letterlijk buiten de werpkist zet. Een overmatig gevulde buik kan wijzen op vocht in de buikholte (beschadiging of aangeboren afwijking) of gasvorming in de darmen (maagdarmstoornis).
Oorzaken van puppysterfte
Doodsoorzaak | In % |
Onderkoeling | 16 |
Doodgeboorte | 15 |
Doodliggen (moeder gaat op pup liggen) | 13 |
Zware geboorte | 11 |
Ziekte | 10 |
Geen duidelijke oorzaak | 9 |
Ongeval | 6 |
Zwakte | 5 |
Onvoldoende melkgift | 4 |
Kannibalisme | 3 |
Parasieten | 3 |
Excessief aflikken | 3 |
Misvormingen | 2 |
Totaal | 100 % |
Vaccinatie van de pups
Pups lopen vanaf een leeftijd van zes tot twaalf weken een groot risico besmet te raken met allerlei ziekteverwekkers. Zelfs als ze uitsluitend binnenshuis worden gehouden. Het belang van tijdig en volledig inenten kan daarom niet genoeg benadrukt worden!
Als de moederhond volledig en op tijd is geënt, kunnen haar pups voor een groot deel via de moedermelk antistoffen opnemen tegen de betreffende ziekten. Het darmstelsel van pups is vooral op de allereerste levensdag ontvankelijk voor deze antistoffen. Daarom is het zo belangrijk dat pups meteen na de geboorte goed gaan drinken.
De antistoffen bieden gemiddeld zes weken lang een optimale bescherming. Daarna begint de moederimmuniteit langzaam af te nemen. Op een leeftijd van twaalf weken zijn de pups volledig gevoelig voor infecties. Dan zijn ze ook in staat om zelf antistoffen aan te maken als hun afweer wordt geprikkeld.
In het meest ongunstige geval gebeurt dit wanneer de pup in aanraking komt met een ziekteverwekker. Het is daarom aan te raden pups die jonger zijn dan veertien weken uit de buurt te houden van onbekende, mogelijk niet-gevaccineerde honden en hun ontlasting. In dit kader is vooral het parvo-virus berucht. Meestal treedt prikkeling van het afweersysteem echter op wanneer de pup wordt gevaccineerd met een verzwakt entvirus. Dit wekt wel de immuniteit op, maar is niet meer ziekteverwekkend.
Parasieten
Inwendige parasieten
De belangrijkste inwendige parasieten die in ons land bij honden voorkomen, zijn de spoelworm en de zweepworm. Voor de volledigheid zal de lintworm in dit hoofdstuk ook aan de orde komen. Een worminfectie herkent u aan wormen in de ontlasting of rond de anus van de hond. Bij een vermoeden van wormbesmetting kan de dierenarts de diagnose stellen door microscopisch onderzoek van de ontlasting.
Spoelwormen
In Nederland komen twee soorten spoelwormen voor: Toxocara canis en Toxascaris leonina. De eerste soort (Toxocara) wordt het meest aangetroffen en is schadelijk voor pups. Ook mensen kunnen gemakkelijk besmet raken met de larven van deze worm, doordat eitjes worden opgenomen uit de grond (bijvoorbeeld tijdens tuinieren of spelen in de zandbak). Bij mensen groeien er echter geen spoelwormen uit in de darm, maar gaan de larven op ‘trektocht’ door het lichaam. Er wordt verondersteld dat dergelijke infecties bij kinderen met aanleg voor asthma, de kans vergroten dat dit daadwerkelijk tot uiting komt.
Verloop van de besmetting
Volwassen honden zijn zelden drager van volwassen spoelwormen. Wel bevinden zich vaak in de weefsels van hun lichaam spoelwormlarven in een soort slaaptoestand. Tijdens de dracht ontwaken de larven in het lichaam van de teef en besmetten de ongeboren pups al in de baarmoeder. Na de geboorte verschijnen de spoelwormlarven ook in de melk van de teef. Ook via deze weg besmetten ze de pups en groeien in hun darmstelsel direct uit tot volwassen wormen. Verondersteld wordt dat nagenoeg alle pups bij hun geboorte met spoelwormen besmet zijn. Dit betekent dat elke pup vanaf een leeftijd van twee à drie weken spoelwormeitjes kan gaan uitscheiden, waardoor de omgeving ook besmet raakt. Na enkele weken zijn de eitjes ‘rijp’.
Wanneer de pup deze besmettelijke eitjes oplikt (van zijn vacht of van de werpkist), vindt er opnieuw besmetting plaats. De larven maken een trektocht vanuit de darm naar de longen. Via ophoesten en doorslikken komen ze vervolgens weer in de darm terecht. Deze cirkelgang kan bij heel jonge pups longontsteking veroorzaken.
Wanneer de teef wormeitjes opneemt, zullen de larven die er uit komen in het lichaam weer overgaan in een ruststadium. Het is echter niet uitgesloten dat de teef larven binnenkrijgt door het oplikken van de ontlasting van haar pups. Deze larven kunnen in het lichaam wél uitgroeien tot volwassen wormen en eitjes gaan produceren. De teef moet na de bevalling dan ook beslist ontwormd worden.
Gezien het gemak waarmee (her)besmetting met Toxocara plaatsvindt, is een goede hygiëne van groot belang. Houd de omgeving van moeder en pups goed schoon. Was na contact met de dieren altijd grondig uw handen. Naast hygiëne is ontworming uiterst belangrijk. Zoals gezegd heeft het ontwormen van een drachtige teef weinig zin. De larven die zich in ruststadium in het weefsel bevinden, worden door het ontwormingsmiddel niet bereikt. Ze veroorzaken overigens nauwelijks last voor het gastdier. Wel kunt u de teef uit voorzorg vóór de dekking laten ontwormen om eventueel aanwezige volwassen wormen in de darm te bestrijden.
Ontwormingsschema teef & pups
Pups: Op een leeftijd van 2, 4, 6 en 8 weken; vervolgens met 12, 16, 20 en 24 weken.
Teven: Twee weken na de geboorte; vervolgens tegelijk met de pups; na het spenen.
Alle honden: Minimaal vier keer per jaar.
Zweepwormen
De zweepworm (Trichuris vulpis) wordt meestal aangetroffen bij honden die in grotere groepen leven. Een individuele huishond is slechts zelden drager van deze worm. De zweepworm bevindt zich in de dikke darm en veroorzaakt bij ernstige infectie diarree (soms met bloedbijmenging). Bij jonge dieren leidt dit tot bloedarmoede, vermagering en uitdroging. In tegenstelling tot spoelwormbesmetting vindt besmetting met zweepworm niet plaats tijdens de dracht, maar direct vanuit de omgeving. De eitjes blijven buiten het lichaam lange tijd leven (en dus besmettelijk!). Na besmetting duurt het minimaal tien weken voordat de eerste eitjes worden uitgescheiden. Voor die tijd kunnen zich al wel klachten voordoen. In een kennel kan een eenmaal opgelopen zweepworminfectie bijzonder hardnekkig zijn. Dit komt vooral door aanhoudende herbesmetting vanuit de omgeving (uitlaatplaatsen en speelweiden). Bestrijding kan plaatsvinden volgens het ontwormingsschema voor Toxocara. Sommige producten tegen spoelwormen zijn ook werkzaam tegen zweepworm, andere niet. Lees daarom eerst goed de bijsluiter.
Lintworm
Huisdieren kunnen last hebben van verschillende soorten lintworm. In ons land wordt nagenoeg alleen de honden- en kattenlintworm (Diplydium caninum) aangetroffen. Deze worm wordt overgebracht door vlooien. De infectie is niet schadelijk voor de hond. Een besmetting met lintworm kunt u herkennen aan de ‘maden’ of ‘rijstkorreltjes’ rond de anus van de hond. Dit zijn rijpe stukjes die aan de staart van de lintworm loslaten en als een zakje met eitjes het hondenlichaam verlaten.
De bestrijding van een lintworminfectie bestaat noodzakelijkerwijs uit twee fasen: ontworming en vlooienbestrijding. Een terugkerende infectie is namelijk niet het gevolg van een tekortschietend ontwormingsmiddel, zoals vaak wordt gedacht. De veroorzakers zijn vlooien die met lintworm besmet zijn. Er bestaat geen speciaal ontwormingsschema voor lintworm. Ontworming moet plaatsvinden wanneer lintworm wordt waargenomen. Voor gelijktijdige bestrijding van spoel- en lintworm zijn speciale combinatiepreparaten verkrijgbaar. Houd in dat geval het ontwormingsschema voor Toxocara aan.
Uitwendige parasieten
Naast parasieten die leven in het lichaam van de hond, zijn er ook verschillende soorten die leven op het hondenlijf. Sommige zijn alom bekend, zoals de beruchte vlo. Er zijn ook parasieten die minder vaak voorkomen, maar wel schadelijk zijn voor pups.
Vlooien
Vlooien zijn met afstand de meest voorkomende parasieten bij huisdieren. Het zijn insecten die een bloedmaaltijd nodig hebben om zich voort te kunnen planten. Uit de vlooieneitjes in de omgeving van de hond komen larven die van stof en vlooienontlasting (onverteerd bloed) leven. Zoals gezegd eten de larven ook lintwormeitjes. Larven zijn lichtschuw. Ze leven het liefst in een warme, ietwat vochtige omgeving. Daar verpoppen ze tot een cocon (pop) die wel twaalf maanden in ruststadium kan blijven. Door trillingen in de omgeving (meestal het langslopen van een mens of dier) komt de pop uit. Nu staat de jonge vlo klaar om een geschikt gastdier te bespringen. In uitzonderingsgevallen, zoals een vlooienplaag en/of een tekort aan gastdieren, zullen ook mensen worden besprongen en gebeten. De snelheid van de levenscyclus van een vlo hangt af van de vochtigheid, de temperatuur en de aanwezigheid van voedsel.
Gevolgen
Vlooien kunnen jonge honden veel last bezorgen. Door het bloedzuigen kan na verloop van tijd levensbedreigende bloedarmoede optreden. Daarnaast veroorzaken vlooien veel jeuk en onrust. Door bijten, likken en krabben kunnen ernstige huidbeschadigingen ontstaan. Het is dus van belang dat pups worden geboren en opgroeien in een vlovrije omgeving. Dat wil zeggen dat zowel de moederhond als de omgeving waarin de dieren leven vrij van vlooien moeten zijn.
Bestrijding
Volwassen vlooien zijn met verschillende middelen te bestrijden. De moederhond kan vóór de bevalling worden behandeld met een vlooiendodend middel of worden gewassen met vlooienshampoo. De huidige antivlooiensprays en spot-on preparaten vertonen een langdurige werking. De meeste soorten zijn minimaal een maand werkzaam. Uitwendige behandelingen kunnen beter niet meer plaatsvinden als de pups eenmaal zijn geboren.
De belangrijkste preventieve maatregel die u kunt nemen met het oog op de omgeving, is die stofvrij te houden. Op plavuizen en andere gladde vloerbedekking die geregeld wordt gedweild, bevinden zich geen vlooien. Bij gewone vloerbedekking is regelmatig stofzuigen dé manier om vlooien hun voedsel (stof) te onthouden. De jonge stadia van de vlo (larve en pop) zitten echter op plaatsen waar de stofzuiger moeilijk bij kan: tussen plinten en in naden, kieren en (met stof beklede) meubels.
Het is daarom effectiever niet alleen goed te stofzuigen, maar de omgeving ook met een vlooienbestrijdingsmiddel te behandelen. Het beste resultaat bereikt u met een omgevingsspray waarin een zogenaamde IGR (Insecten Groei Remmer) aanwezig is. Dit middel doorbreekt de levenscyclus van de vlo en zorgt er zodoende voor dat de larven niet kunnen uitgroeien tot jonge vlooien. Afhankelijk van de werkingsduur van de gebruikte spray moet de omgeving minimaal elke twee tot zes maanden worden behandeld.
Tegelijk met het vlovrij maken van de omgeving kunnen ook de vlooieneitjes steriel gemaakt worden. Dit gebeurt door druppels in de nek of een tablet dat de hond moet innemen. Mocht een vlo toch door alle bovengenoemde barrières heen breken en bij de hond een bloedmaaltijd opnemen, dan zorgt de IGR ervoor dat de eitjes steriel worden en niet uitkomen. Op deze wijze wordt voorkomen dat vlooien ook tegen de nieuwere middelen resistent worden. Het duurt wel enkele weken voordat het effect van een IGR zichtbaar wordt. In de tussentijd kunnen steeds nieuwe infecties van buitenaf plaatsvinden. In dat geval moet de hond tegelijkertijd worden behandeld met een middel dat volwassen vlooien doodt.
Het zal duidelijk zijn dat vlooienbestrijding alleen succesvol kan zijn wanneer alle dieren (andere honden en katten) in huis behandeld worden, ook al zijn op het eerste gezicht bij hen geen vlooien te zien. Een continue behandeling met IGR (het hele jaar door) is een veilige en doeltreffende wijze van preventie. Wanneer u de vlooienbestrijding zorgvuldig en regelmatig bijhoudt, zal het probleem zo niet helemaal verdwijnen, dan toch wel minimaal goed beheersbaar blijven. Zelfs wanneer u de aanstaande moeder tijdig en goed tegen vlooien heeft behandeld, kunnen er bij de pups toch af en toe vlooien te zien zijn. Als u bij de vlooienbestrijding nauwkeurig te werk bent gegaan, kunnen het er nooit veel zijn. Dan is kammen met een goede vlooienkam een effectieve methode om de pups te controleren en eventueel aanwezige vlooien te verwijderen. Mocht de besmetting desondanks uit de hand dreigen te lopen, dan kunt u de pups een wasbeurt geven met vlooienshampoo en ze daarna regelmatig behandelen.
Slaap- en eetgerei
De pup moet de eerste nachten in zijn nieuwe huis kunnen doorbrengen in een doos met opstaande randen. Veel fokkers geven een doekje of een ander voorwerp mee dat in het nest heeft gelegen en dus een vertrouwde geur draagt. Dit stelt de pup op zijn gemak. Op een rustige, tochtvrije plaats in de woonkamer kan een mand, een kussen of een deken het eigen vaste plekje van de pup worden. De pup hoeft niet per se van een schoteltje of een bord te eten. Het is ook heel goed mogelijk hem vanaf het begin te wennen aan voer- en drinkbakjes met een opstaande rand. Dit voorkomt bovendien het knoeien met eten.
Zindelijkheidstraining
Meteen na het ontwaken en ongeveer twee tot drie uur na een maaltijd zal de pup zijn behoefte doen. Door de pup snel op te pakken als hij zijn behoefte lijkt te willen doen en hem neer te zetten op een plaats waar dat ook mag, zal hij al gauw begrijpen wat de bedoeling is. Vooral als hij bij succes beloond wordt met een vriendelijk woord, een aai, of iets lekkers. Een beloning is vooral op zijn plaats wanneer de pup tijdens het uitlaten zijn behoefte buiten doet. Door meerdere keren per dag steeds op dezelfde tijdstippen met de pup naar buiten te gaan, zal hij snel aan dit patroon wennen en zindelijk worden.
Het heeft geen zin de pup achteraf te straffen voor een ongelukje, bijvoorbeeld door hem met zijn neus door de plas of de poep te halen. Hier zal hij geen lering uit trekken. Straffen is alleen zinvol op het moment dat een pup daadwerkelijk wordt betrapt op ongewenst gedrag (plassen in huis). Vervolgens moet hem buiten duidelijk gemaakt worden waar het wél mag.
Gehoorzamen
In ruil voor een beloning zal een hond zijn baas graag ter wille zijn. Van deze eigenschap kan goed gebruik worden gemaakt om de pup op speelse wijze te leren gehoorzamen. Om te beginnen luistert hij het best naar een korte, duidelijke naam. Laat de pup eerst komen, zitten, of een pootje geven, voordat hij eten of iets lekkers krijgt. Ook hier wordt een beloning met een vriendelijk woord of een aai op prijs gesteld. Het is van belang nooit zelf naar de pup toe te lopen als hij niet wil komen! Laat de pup ook tijdens het uitlaten telkens opdrachtjes uitvoeren, gevolgd door een beloning als het goed is gegaan.
Puppycursus
Het is aan te raden met de pup naar een puppycursus te gaan. De hond leert hier niet alleen gehoorzamen, maar ook omgaan met andere honden. Ook de eigenaar leert hier het een en ander over het gedrag van zijn/haar hond en hoe hij of zij daar het best mee om kan gaan. Ook voor oudere pups (pubers) en volwassen honden bestaan er speciale cursussen. Plaatselijke kynologenclubs kunnen hierover meer informatie geven.
Aan de riem lopen
Hoe sneller de pup gewend raakt aan de riem, hoe beter het is. Een goed begin is het omdoen van een halsbandje. Meestal geeft dit geen problemen en went de hond er snel aan. Maakt de pup toch bezwaar, probeer hem dan zoveel mogelijk af te leiden en het halsbandje steeds wat langer om te laten. Bij aanschaf van een halsband moet rekening worden gehouden met de te verwachten groei van de pup, zodat de halsband niet te strak gaat zitten.
Is de hond eenmaal aan de halsband gewend, dan kan worden begonnen met de riem. Bouw dit ook rustig op, door te beginnen met een klein stukje uitlaten. De meeste pups stellen dit onderdeel van het dagprogramma zeer op prijs. Ze hebben dan ook al gauw in de gaten dat de riem bij iets leuks hoort.
Spelen
Een pup speelt graag, maar heeft ook veel slaap nodig. Vooral in de eerste dagen bij de nieuwe eigenaar moet hij veel indrukken verwerken. Er moet dan ook voor gewaakt worden dat de pup niet oververmoeid raakt.
Een pup heeft niets aan grote hoeveelheden speelgoed: twee speeltjes zijn vaak al genoeg. Zorg voor veilig speelgoed zonder losse onderdelen, bij voorkeur gemaakt van hard rubber of buffelhuid. Puppy’s maken geen onderscheid tussen oude schoenen of kledingstukken en spullen die nog in gebruik zijn! Geef deze voorwerpen dus liever niet als speelgoed.
Gebit
Een pup heeft een melkgebit dat pas op een leeftijd van drie tot zes maanden wordt gewisseld. Het wisselen verloopt meestal onopgemerkt, omdat de losgekomen tandjes worden ingeslikt. Om gebitsproblemen op latere leeftijd te voorkomen (tandsteen, ontstoken tandvlees en verlies van elementen) is het aan te bevelen de pup van jongs af aan te wennen aan tandenpoetsen. Gebruik hiervoor geen mensentandpasta, maar speciale hondentandpasta! Als de hond gewend is aan het poetsen en dus aan ‘gefriemel’ aan zijn bek, zal hij ook gemakkelijker zijn mondholte laten inspecteren.
Ook het kauwen op speciale kluiven of niet-splinterende (platte) botten is goed voor het hondengebit. Soms blijven na het wisselen de bovenhoektanden zitten. Achter de blijvende hoektanden is dan nog een klein, scherp hoektandje zichtbaar. Dit kan verkeerd uitgroeien van het blijvend gebit (en dus gebitsproblemen) veroorzaken. Daarom moeten deze tandjes altijd door de dierenarts worden verwijderd. Meestal gebeurt dit onder lichte narcose.