Omgang met honden: geen dwang en macht, wel harmonie en duidelijkheid!
Vroeger, nog niet zo eens heel lang geleden, dachten we dat honden precies dezelfde karaktertrekken hadden als wolven en dat we er daarom ook zo mee moesten omgaan. Uit onderzoek naar wolven in dierentuinen bleek er sprake te zijn van een zeer strikte hiërarchie onder de dieren. De Alpha reu aan de top regeerde met harde hand, omdat dat de enige manier was om ‘de baas’ te blijven. Er werd veelvuldig gevochten om de macht. Het idee van hondentrainers was toen dat je als eigenaar die rol van absolute roedelleider naar je hond moest vervullen, omdat je anders beslist te maken zou krijgen met een hond die jou ‘domineerde’ en agressie tegen je zou inzetten. Dit wordt ook wel het ‘dominantiemodel’ of ‘hiërarchiemodel’ genoemd. En laat dat model nu volkomen verkeerd geïnterpreteerd zijn!
Het was Nico Tinbergen – zo’n beetje de grondlegger van de ethologie, de gedragsbiologie – die begon met onderzoeken van gedrag van dieren. Hij deed dat in eerste instantie bij meeuwen. Hij inspireerde andere wetenschappers om ook gedragsonderzoek te doen, bij andere dieren. Het was de Zwitser Schenkel die al in 1947 gedrag van wolven in de dierentuin van Basel had onderzocht. Op zijn beurt inspireerde hij weer David Mech, Conrad Lorenz, Eberhard Trumler en Eric Zimmen: zij onderzochten ook allemaal wolven en hoe wolven met elkaar omgingen. Met als voorbeeld de pikorde van kippen, ontdekten deze wetenschappers dat ook wolven een strikte sociale hiërarchie hadden, met een alpha reu aan de top die met harde hand regeerde. Werd er niet naar hem geluisterd, dan dwong hij zijn macht af met harde hand. Werd een andere reu te vrijpostig, dan schroomde hij niet te vechten tot de ander dood was. Als er al iets van vrede was in de roedel, dan was het een soort gewapende vrede. De alpha reu moest altijd beducht zijn voor de andere reuen, want iedere reu was er op uit om de poten onder z’n stoel vandaan te zagen. De Alpha reu tolereerde dus niet de minste brutaliteit. Hij mocht als eerste eten en pas als hij genoeg had, mocht de rest ook wat. Hij was de enige die mocht paren, zodat alleen zijn genen werden doorgegeven. Hij gaf aan wanneer er gejaagd werd, wanneer er gevlucht werd, wanneer er gerust werd. De andere wolven wilden dat ook allemaal, dus hij was de hele dag bezig met zijn rol verdedigen.
Hoe we vroeger dachten dat het moest…
Zo moesten wij dus volgens de hondentrainers met onze honden omgaan: alsof het wolven waren die ondergeschikt waren aan ons, de roedelleider. En om te zorgen dat we die roedelleider bleven, moesten we regeren met harde hand. Wij gaven de richting aan en dus moesten wij als eerste de deur uit. Een hond die voor ons de deur uitstormde, moest hard gecorrigeerd worden want hij accepteerde kennelijk onze leiding niet en was bezig op te klimmen op de ladder van de hiërarchie. Een hond die op de bank ging liggen, probeerde gelijk met ons te komen (of nog erger, probeerde hoger in rang te worden dan wij). Hij mocht dus nooit op de bank en als hij wel op de bank lag, moesten we hem stevig corrigeren zodat hij zijn plaats weer zou leren kennen. De hond mocht uiteraard nooit op hogere posities liggen en zeker niet op bed slapen. We mochten niet ’s avonds voor het slapengaan nog een knuffel aan de hond gaan brengen als hij netjes in zijn mand lag, want dan maakten we onszelf ondergeschikt. Was het immers niet zo dat alleen een mindere naar zijn meerdere ging? Eten deden we natuurlijk altijd als eerste, pas daarna kreeg de hond. Als de hond het in zijn hoofd haalde om zijn voerbak te verdedigen, had je als eigenaar echt een probleem: hij accepteerde jou dan helemaal niet meer als roedelleider. Ferme maatregelen waren dan nodig: iedere keer opnieuw zijn voerbak afpakken en hem stevig corrigeren als hij dat niet accepteerde, net zolang tot hij gedwee goedvond dat jij zijn voerbak afpakte. Elk initiatief van de hond om iets te doen met jou (spelen, knuffelen) moest je corrigeren of op z’n minst negeren: een ware roedelleider wolf gaat ook niet om in op het initiatief van zijn ondergeschikten. Het initiatief lag immers altijd bij hem? Als je al speelde met de hond, moest je je er dus van vergewissen dat jij het spel begon en zeker het spel ook eindigde. En je moest natuurlijk ook zorgen dat je altijd won: de hond mocht een trekspelletje nooit winnen: hij zou er maar arrogant van worden. Een hond die niet luisterde als je hem een commando gaf? Wat nou niet luisteren, hij had maar te luisteren. Dus AF is AF, en als hij het niet deed dan was hij ongehoorzaam en niet respectvol naar jou als leider. Een niet opgevolgd commando moest je dus afdwingen met correcties, want een ongehoorzame hond was een hond die bezig was jouw positie als roedelleider te betwisten. Althans, dat was dus de interpretatie van hondentrainers.
Geforceerde gewapende vrede in een onnatuurlijke setting
Ondertussen weten we dat die eerste onderzoeken naar wolvengedrag niet representatief waren als je ze wil vergelijken met hoe wolven in het wild echt met elkaar omgaan. Die eerste onderzoeken en het ‘hiërarchiemodel’ waren gebaseerd op onderzoek van Schenkel en die onderzocht tien wolven op een stuk grond van 10 bij 20 meter. Ook Trumler en Zimmen, belangrijke gedragsonderzoekers uit die tijd, onderzochten uitsluitend wolven in gevangenschap. De wolven die daar leefden waren allemaal door mensen daar geplaatst. Ze waren geen familie van elkaar, hadden eerder geen ervaring met elkaar gehad en hadden het nu maar ‘met elkaar te rooien’. De groep werd bovendien steeds veranderd: steeds opnieuw werden er dieren uitgehaald of bijgeplaatst.
Wolven in de natuur: veel harmonischer dan gedacht
Wolven in het wild waren altijd moeilijk te bestuderen, maar door de moderne techniek lukt dat nu wel. Wat blijkt? Die strikte hiërarchie is helemaal niet zo strikt. Er zijn verschillende rollen in een roedel wolven: soms neemt de een het initiatief tot iets en soms weer de ander. Een roedel wolven bestaat vooral uit dieren die familie van elkaar zijn: vader, moeder en kinderen. Ook wel ooms en tantes en neefjes en nichtjes, maar de meeste dieren gaan als ze volwassen zijn – rond een jaar of twee – uit de groep weg en stichten een eigen ‘gezin’. Er heerst vooral rust en vrede. Natuurlijk is er wel sprake van enige hiërarchie: de oudere dieren zijn letterlijk ‘ouder en wijzer’ en zij laten de jongeren zien hoe iets moet. Ze stellen grenzen: ze bepalen de regels waar de dieren zich aan moeten houden. En ze leren ze waar ze bang voor moeten zijn, waar ze op kunnen jagen, hoe ze moeten jagen, ze leren ze de sociale omgangsvormen. Daar is spel voor bedoeld: jonge dieren spelen altijd met elkaar, en tijdens dat spel leren ze hoe hard en hoe zacht ze moeten zijn. Ze testen er hun vaardigheden mee en bekwamen zichzelf in bepaalde vaardigheden. Ook de ouderdieren spelen, maar dan vooral met de jongere dieren. Het bijzondere is dat ze daarbij precies weten hoe hard ze kunnen spelen. Dieren doen aan zogenaamd ‘self handicaping’: als ze spelen met een dier dat minder sterk is of minder snel is, gebruiken ze zelf ook minder kracht of gaan ze iets langzamer rennen zodat de ander ze nog kan bijhouden. Net zoals wij volwassenen doen als we met ons kind stoeien.
Zo leren de dieren elkaar kennen en zo leren ze wat ze aan elkaar hebben. Dat moet wel, want ze moeten leren hoe ze moeten samenwerken. Alleen door samen te werken en te weten waar ieders talenten liggen en daar ook gebruik van te maken, kun je slagen tijdens de jacht, om maar wat te noemen. In je eentje lukt het niet een hert te vangen, als team lukt dat wel.
Het blijkt ook dat helemaal niet alleen de alpha reu als eerste mag eten: als de buit gevangen storten meerdere wolven zich erop om het betere stuk te krijgen. Dat wat je hebt weten te scoren, mag je houden. Niemand pakt iets van de ander af. Als een jonge reu iets lekkers heeft en er komt een ouder dier iets te dicht in zijn buurt naar zijn smaak, zal hij grommen en zijn kostje verdedigen. Dat mag: daar wordt hij niet voor afgestraft en in zijn nek gebeten of op zijn rug gegooid, tenzij er sprake is van schaarste. .
In een roedel wolven heerst overwegend rust en harmonie. veel van de gedragingen zijn ‘vriendelijk, aardig, aangepast’. Wolven zoeken geen conflict met elkaar, conflicten gaan ze het liefst uit de weg. Daar profiteert die roedel ook alleen maar van: het kost veel te veel energie om continu bezig te zijn met op je hoede zijn. Aldoor gevechten aangaan is veel te risicovol: niet alleen degene waarmee je vecht zou gewond kunnen raken (en je hebt eigenlijk alle groepsgenoten nodig om te kunnen overleven), maar je zou zelf ook wel eens gewond kunnen raken. En dus zijn wolven eigenlijk vooral aardig en beleefd tegen elkaar. Ze hebben keurige sociale omgangsregels, gewoon omdat het belangrijk is dat iedereen weet waar hij aan toe is en om te voorkomen dat er steeds conflicten uitbreken..
Als er wel gedreigd of gevochten wordt, dan gaat dat eigenlijk altijd om de zogenaamde ‘levensbronnen’: dat wat belangrijk is om te overleven, zoals eten of paren of een veilige plek. Als er eten in overvloed is, wordt er in principe niet gevochten om eten. Als er voldoende lekkere plekjes zijn om te liggen, wordt er niet gevochten om de rustplaats. Als een volwassen dier op een hoge plaats ligt en er is ruimte genoeg, kruipen de jongere dieren er gewoon lekker naast.
Hoe moeten we dus wél met onze honden omgaan?
Wat zegt dat nu over onze omgang met onze honden? In elk geval dat het onzin is dat je je hond met man en macht ‘de baas’ moet blijven. Natuurlijk geef je structuur en duidelijkheid, natuurlijk moeten er wel regels zijn en het is als ‘ouderdier’ jouw taak om je hond die regels te leren. Net zoals het jouw taak is om je hond duidelijk te maken welke omgangsregels er gelden in jullie gezin. Mag je hond als eerste de deur uit? Ja hoor, als jij dat geen belemmering vindt en niet bang hoeft te zijn dat –ie meteen door een auto wordt overreden, dan mag dat best. Hij gaat niet als eerste de deur uit om jou de baas te zijn, hij gaat als eerste de deur uit omdat hij niet kan wachten op dat uitje waar hij zo’n zin in heeft. Mag je hond op de bank? Ja hoor, als jij dat niet zonde vindt van je bank én je kunt hem er zonder protest afsturen, dan mag dat best. De meeste honden gaan daar niet liggen om hoger gepositioneerd te zijn, maar gaan daar liggen omdat het een lekker zacht plekje is. Of omdat hij vanaf die positie de boel makkelijk in de gaten kan houden. Of omdat hij het fijn vindt om tegen je aan te liggen. Mag hij van jou niet op de bank? Zorg dan dat je hem een plekje geeft waar hij het net zo lekker vindt liggen! En wil –ie op de bank omdat hij het fijn vindt tegen je aan te liggen maar wil je je bank graag netjes houden? Gaan dan af en toe zelf even op de grond zitten en laat hem lekker tegen je aan liggen. Mag je hond trekken aan de lijn? Nou, het wandelt voor jullie beiden wat ongemakkelijk, maar als jij er geen problemen mee hebt en hij ook niet, dan mag hij trekken. Hij trekt niet omdat hij jou wil leiden of omdat hij je de baas wil zijn, hij trekt omdat hij graag ergens snel wil komen! Mag je hond zijn kop op je schoot of schouders leggen? Tuurlijk mag dat, als dat ontspannen gebeurt: hij is dan niet bezig met jou te domineren! Als een hond gromt bij de voederbak of als hij zijn botje verdedigt tegen afpakken, is hij meestal niet bezig met jou ‘de baas’ zijn: hij doet wat hij in de natuur ook zou doen en MAG doen. Alleen: dat is nou zo’n dingetje dat in onze mensen wereld niet ‘gepast’ is en kan leiden tot gevaarlijke situaties, dus het is aan jou om je hond te leren dat dit in jullie gezin de regel geldt dat je dat niet doet. Hoe doe je dat? Door je hond het vertrouwen te geven dat je het niet/nooit zult afpakken, tenzij je het woordje los (of een ander woord) gebruikt en dat je daar dan altijd iets heel erg lekkers tegenover zult stellen. Je moet het voor hem wel de moeite waard maken om iets los te laten tenslotte.
Sommige honden zijn wel meer dan andere bezig met hun positie in hun roedel. Juist voor dit type honden zijn regels en structuur belangrijk; het is immers niet de bedoeling dat ze door onze onduidelijke houding het idee krijgen dat ze het zelf moeten ‘regelen’. Ook bij dit type honden dwing je respect niet af door macht en geweld, maar door consequent regels te hanteren.
Waarom vertonen honden dan toch soms agressie?
Agressie begint al bij subtiel dreiggedrag zoals aanstaren, maar kan uiteindelijk eindigen in bijten of vechten. Vaak komt agressie voort vanuit onzekerheid of angst. Agressie kan ook heel functioneel zijn; de hond wil zijn territorium verdedigen, anderen op afstand houden vanwege een zere poot of zijn eten verdedigen. In de meeste gevallen heeft agressie niets met dominantie te maken. Pas als agressie binnen een roedel plaatsvindt is dominantie een mogelijke verklaring. Dit kan pas vastgesteld worden indien er buiten de agressieve interacties om ook allerlei interacties bestudeerd zijn waaruit deze drijfveer blijkt.
David Mech, een van de belangrijkste onderzoekers van wolven in het wild, heeft in alle jaren dat hij dat onderzoek deed NOOIT waargenomen dat er een gevecht plaatsvond louter en alleen om de macht. Gevechten braken uit vanwege de bescherming van de zogenaamde levensbronnen. Ter bescherming dus van dat wat belangrijk is voor het dier. En wat een dier wel of niet belangrijk vindt, is afhankelijk van het dier zelf, maar ook van de omstandigheid. Als er te weinig te eten is, is eten heel belangrijk en dus het waard om voor te vechten. Als er maar weinig veilige en schaduwrijke plekjes zijn om te rusten, dan wordt het knap belangrijk om dat plekje te verdedigen als je het eenmaal te pakken hebt.
Honden die agressie inzetten, zijn vaak onzeker. Ze hebben geen vertrouwen dat die vreemde het goed met ze voor heeft, ze hebben geen vertrouwen dat hun eten of botje niet wordt afgepakt, ze weten niet zo zeker of die andere hond wel aardig tegen ze zal zijn, ze hebben geen vertrouwen dat hun eigenaar ze niet zal straffen. Als je ergens bang voor bent, kun je er voor weglopen, dat is evident. Maar je kunt er ook tegen vechten. Welke strategie een hond kiest, is afhankelijk van zijn persoonlijkheid én van zijn ervaring in welke strategie wel werkt en welke niet. Hoe meer je ervaart dat het helpt om te grommen, hoe vaker je die strategie zult inzetten.
Geen roedelleider, maar coach!
Aan jou als eigenaar dus de taak om ervoor te zorgen dat je hond zo min mogelijk nare ervaringen opdoet die hem in de toekomst bang of onzeker zouden kunnen maken én dat je hem helpt om in die situaties waarin hij wel bevreesd is de strategie te kiezen waar hij wat aan heeft en die voor jou of anderen niet onplezierig is.
Hoe doe je dat? Niet door hem fysiek te straffen, dat mag duidelijk zijn. Dat maakt een hond alleen maar meer onzeker én het zet de relatie onder druk. Bovendien is het gevaarlijk. Bijtincidenten blijken het meest voor te komen bij honden die door hun baas fysiek gestraft worden.
Eigenlijk is de term ‘roedelleider’ altijd verkeerd toegepast. Vanwege deze negatieve betekenis, kunnen we het beter anders noemen. Je bent een begeleider, een coach, zo je wilt. Vanaf het moment dat de hond bij je woont, begeleidt je hem heel zorgvuldig. Je brengt hem de regels van jullie gezin bij en laat hem die regels volgen door ze voor hem ook plezierig te maken. Je helpt hem bij het leren van de sociale omgangsvormen tussen honden onderling door hem in aanraking te brengen met leuke, sociale honden waar hij dus geen nare ervaringen mee zal opdoen en die hem kunnen leren wat de regels van het spel zijn. Je laat hem zo veel mogelijk verschillende leuke mensen ontmoeten, waar hij eigenlijk alleen maar leuke ervaringen mee opdoet. Je zorgt dat hij zich veilig bij je voelt, dat hij je vertrouwt en dat hij voldoende zelfvertrouwen ontwikkelt om de wereld aan te kunnen. Je helpt hem kortom, om binnen zijn mogelijkheden en met zijn persoonlijkheid, er het beste van te maken.